This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Pak je boek - 10 minuten lezen
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Vandaag:
Doel: aan het einde van de les kan je een aantal vaste vergelijkingen met een actie of een situatie noemen
Nakijken opdracht 2
Zelfstandig werken
Oefening met vergelijkingen
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Nakijken opdracht 2
1 Eigen antwoord.
2 de lezer iets vertellen over een grote bankroof door hackers
3 allereerst, daarnaast en ten slotte
4 de voorbereiding van de diefstal
5 maar
6 De uitleg over het begrip malware is toegevoegd, omdat het extra informatie is. Het is informatie die niet speciaal over de roof gaat die in de tekst wordt beschreven.
7 besmet
Slide 3 - Slide
Nakijken opdracht 2
8 Wie ontdekten de kraak?; hoe ontdekten ze de kraak?; wat ontdekten de experts?
9 De overeenkomst tussen beide begrippen is dat geld werd weggehaald bij de banken: via de geldautomaat en door overboekingen. Ook goed: in de letterlijke betekenis hebben beide begrippen met water te maken.
10 Alleen alinea 6 gaat over geheimhouding, alinea 4 en 5 niet. Daarom past het tussenkopje niet boven de drie alinea’s samen.
11 Deze instanties moeten de daders opsporen.
Slide 4 - Slide
Quiz met vaste uitdrukkingen!
Via LessonUp doen we een quiz met vaste uitdrukkingen
Woorden en uitdrukkingen uit dit hoofdstuk komen erin voor
Iedereen doet mee
De winnaar krijgt een prijsje
Doe je best!
Slide 5 - Slide
Bloeden als een...
Werken als een...
Koppig als een...
Balen als een...
Het zwarte... zijn
Slide 6 - Drag question
'Zo lek als een...'
A
Kraai
B
Tonnetje
C
Mandje
D
Dubbeltje
Slide 7 - Quiz
Wat betekent 'Verdenking'?
A
Denken dat iemand iets verkeerds heeft gedaan
B
Te ver doordenken
C
Witwassen
D
Onterecht
Slide 8 - Quiz
De eerste klap is een daalder waard
Een stuivertje kan raar rollen.
Het is een dubbeltje op zijn kant.
Het kwartje is gevallen.
Slide 9 - Drag question
Het is volkomen duidelijk dat jullie super goed zijn in woordenschat! Welke uitdrukking past daarbij?
A
Als water en vuur zijn
B
Als een paal boven water staan
C
Als haringen in een ton zitten
D
Als warme broodjes over de toonbank gaan
Slide 10 - Quiz
Dat oude schilderij is geen ... waard.
Wat past er op de puntjes?
A
Euro
B
Cent
C
Stuiver
D
Kwartje
Slide 11 - Quiz
Opdracht 3
Maak opdracht 3 (p. 77)
Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw