Les 1 woordenschat periode 2

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer.

Jas aan de kapstok. 
Op tafel: 

Laptop
Dicht!
timer
5:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer.

Jas aan de kapstok. 
Op tafel: 

Laptop
Dicht!
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Vandaag
Plannen presentaties
Korte instructie woordenschat
Zelfstandig werken
Evaluatie

Slide 2 - Slide

Plannen presentaties
Jullie hebben in de mail een uitnodiging gehad om een google forms formulier in te vullen. Hier geef je aan wanneer jij jouw presentatie gaat houden voor de klas. 
Dit mogen jullie nu gaan doen, je krijgt hier 6 minuten voor. 
Ga naar jouw schoolmail. 

Slide 3 - Slide

Doel van de les
Aan het eind van de les kan jij de betekenis van een onbekend woord vinden. 

Slide 4 - Slide

Instructie
Er is een aantal manieren om de betekenis van een onbekend woord te zoeken. Je hebt de volgende manieren geleerd:

  • Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
  • Zoek in de tekst naar de betekenis van het woord.
  • Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zoals enzovoort.



Slide 5 - Slide

Instructie
  • Zoek in de tekst een tegenstelling. Bijvoorbeeld: ontkennen tegenover zeggen dat iets wel zo is.
  • Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Bijvoorbeeld: onnodig (niet nodig).
  • Zoek (een deel van) het woord op in een (online)woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past.

Slide 6 - Slide

Instructie
We maken verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. Wie kan een voorbeeld geven?

Wat was ook alweer officieel taalgebruik?

Slide 7 - Slide

Instructie
Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. Als je deze trucjes herkent, begrijp je een tekst beter.

Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Bijvoorbeeld:
– Het was een doodsaaie film.

Slide 8 - Slide

Instructie
Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet precies wat er staat. Bijvoorbeeld:

– We hebben eeuwen op het station staan wachten. → We hebben erg lang op het station staan wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 9 - Slide

Instructie
Ironie: de schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:
– Het nieuwe fietsenhok is echt fantastisch. Er is niet genoeg plaats voor alle fietsen en je stoot je hoofd tegen de bovenste rekken.
Lekker dan, nu heeft iedereen opeens een pasje nodig om het afval weg te gooien.

Slide 10 - Slide

Instructie
LET OP: Ironie is iets anders dan sarcasme!

Sarcastische opmerkingen zijn meestal ook erg gemeen. 

Slide 11 - Slide

Toepassen
Jullie maken digitaal de opdrachten uit de methode Nieuw Nederlands van de Brug. 
De brug vind je onderaan in de linker kolom. Deze opdrachten zijn niet in jullie boek terug te vinden. 
Maak de opdrachten serieus en maak ze allemaal af. Als alles af is, krijgen jullie een eindcijfer. Dit is jullie PTA cijfer voor woordenschat. 

Slide 12 - Slide

ZW
Deze les maak je opdrachten 1 en 2 helemaal af.  Je maakt ze alleen, zonder te praten. 

Slide 13 - Slide

Evaluatie
"Zowel een eenmalige gift...." 

Wat is een tegenstelling van eenmalig? 

Slide 14 - Slide

TOT MAANDAG!

Slide 15 - Slide