9.2 Zouten oplossen

9.2 Zouten oplssen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

9.2 Zouten oplssen

Slide 1 - Slide

Wat is een zout?

Slide 2 - Slide

Zouten bestaan uit ionen

Enkelvoudige ionen = ion van 1 atoomsoort, vb Na+ / Cl- / K+ / Br- / Al3+ etc

Samengestelde ionen = ion van
meerdere atoomsoorten:

Slide 3 - Slide

Formule van natriumcarbonaat:

            Na+ en CO32-
  •         1+            2-
  •       x2            x1
  •          Na2CO3 
  • op het moment dat een samengesteld ion vaker voorkomt dan 1x, moet je met haakjes () werken:
     
  • aluminiumhydroxide
  • Al3+ en OH-
  •   3+           1-
  •   x1           x3
  •       Al(OH)3 

Slide 4 - Slide

Uitzoeken wat de lading is van een ion

hier kijk je dan naar het bekende ion

VB. wat is de lading van gallium (Ga) in galliumoxide (Ga2O3)?
  • Ga2O3 = 2x Ga
  •                  3x O        

  • lading O is 2- 
  • 3x 2- = 6-
  • er is dus 6+ 
  • veroorzaakt door 2xGa
  • dus 1 Ga is 3+
  • Ga3+ 

Slide 5 - Slide

Zout oplossen in water

Slide 6 - Slide

Oplosvergelijking
je begint met het vaste zout en je lost dit op in water, dus vóór de pijl staat het vaste zout, na de pijl de losse ionen:

zout (s) -->   +ion (aq)   +   -ion(aq)

Voorbeeld: oplossen van natriumchloride
NaCl (s) --> Na+ (aq)  +  Cl- (aq)

Slide 7 - Slide

Oplosvergelijking van aluminiumnitraat

  • aluminiumnitraat: Al3+  en  NO3-
  • dus Al(NO3)3
  • Al(NO3)3 (s) --> Al3+ (aq) + NO3- (aq)
  • Al(NO3)3 (s) --> Al3+ (aq) + 3 NO3- (aq)

Slide 8 - Slide

Voordat je een oplosvergelijking maakt, moet je wel weten of het zout goed oplosbaar is in water.
Kijk dan naar de oplosbaarheidstabel in BINAS!!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Zoutoplossing indampen
Dan verdampt het water en gaan de +ionen en -ionen weer samen tot het vaste zout
Een indampvergelijking is dus het omgekeerde van een oplosvergelijking

Slide 11 - Slide

Indampen van een natriumcarbonaat-oplossing:

  • vóór de pijl: de opgeloste ionen
  • na de pijl: vaste zout
  • Na+ (aq)  +   CO32- (aq) --> Na2CO3 (s)
  • 2Na+ (aq) + CO32- (aq) --> Na2CO3 (s)

Slide 12 - Slide

Welk zout is goed oplosbaar in water?
A
Sn(OH)2
B
Mg3(PO4)2
C
K2CO3
D
AgCl

Slide 13 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van het oplossen van K2CO3.
A
2K+(aq) + CO32-(aq) -> K2CO3(s)
B
K2CO3 (s) -> 2K+(aq) + CO32-(aq)
C
K2CO3 (s) -> K+(aq) + CO32- (aq)
D
K2CO3 (s) -> K+(aq) + 2CO32- (aq)

Slide 14 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van het oplossen van calciumfluoride
A
CaF2 (s) -> Ca2+(aq) + 2F-(aq)
B
CaF2 (s) -> Ca2+(aq) + F-(aq)
C
CaF2 (s) -> 2Ca2+(aq) + 2F-(aq)
D
kan niet, is slecht oplosbaar

Slide 15 - Quiz

We gaan een oplossing van natriumchloride indampen. Geef de indampvergelijking.
A
NaCl(s) ->2 Na+(aq) + Cl-(aq)
B
NaCl(s) ->Na+(aq) + Cl-(aq)
C
2Na+(aq) + Cl-(aq) -> NaCl(s)
D
Na+(aq) + Cl-(aq) -> NaCl(s)

Slide 16 - Quiz