4.2 & 4.3 - evolutie / fossielen

Thema 4: Erfelijkheid en evolutie


Basisstof 2
Evolutietheorie


1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Thema 4: Erfelijkheid en evolutie


Basisstof 2
Evolutietheorie


Slide 1 - Slide

Planning
  • Presentie
  • Herhaling erfelijkheid
  • uitleg 
  • Werktijd

  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Genotype of fenotype?
Tattoo
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 3 - Quiz

Genotype of fenotype?
Je bloeddruk
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 4 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
16
B
23
C
46
D
52

Slide 5 - Quiz

Chromosomenparen komen voor in de geslachtscellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Kanker is een mutatie
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Geef een voorbeeld van een mutagene invloed.

Slide 8 - Open question

Genen komen voor in paren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van de les:

  • Kun je de evolutietheorie beschrijven.
  •  kun je beschrijven hoe fossielen zijn ontstaan.
  • kun je benoemen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Basisstof 2
Evolutietheorie

Slide 12 - Slide

Evolutietheorie
It is not the strongest of the species that survives, not the most intelligent that survives. It is the one that is most adaptable to change. 
- Charles Darwin

Slide 13 - Slide

Evolutie
Het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten noemen we evolutie
De evolutietheorie is een theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan. Dit gebeurt heel langzaam en duurt dus miljoenen jaren.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Nieuwe genotypen

Door geslachtelijke voortplanting ontstaat er variatie in het genotype, hierdoor kan er ook variatie ontstaan in het fenotype. 
--->

Slide 16 - Slide

Natuurlijke selectie
Organismes die goed aangepast zijn aan hun omgeving hebben een grotere overlevingskans. Dit noemen we natuurlijke selectie

Slide 17 - Slide

Aanpassing aan het milieu
Hoe beter een organisme is aangepast aan zijn milieu (leefomgeving), hoe groter de overlevingskans. Door de natuurlijke selectie hebben soorten met een betere genen een grotere kans om zich voort te planten, de soorten met slechtere genen zullen dan langzaam verdwijnen. 

Slide 18 - Slide

Ontstaan soorten
Door een mutatie of variatie in het genotype kunnen er verschillende vormen van soorten ontstaan, de soort lijkt dan niet meer op elkaar maar hoort wel bij elkaar.
Waarom? Ze kunnen wel met elkaar voortplanten!

Slide 19 - Slide

Ontstaan soorten
Nieuwe soorten kunnen door verschillende factoren ontstaan:
  • Het milieu (leefgebied) veranderd, de best aangepaste soort overleeft. 
  • Isolatie, een groep raakt gescheiden van elkaar, er ontstaan verschillende vormen of er ontstaan een nieuwe soort.

Slide 20 - Slide

Ontstaan soorten

Slide 21 - Slide

Een roofvogel vestigtzich op een onbewoond eiland met alleen maar planten, kan hij hier overleven?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

4.3 - fossielen

Slide 23 - Slide

Wat is een fossiel?

Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.

Slide 24 - Slide

Hoe ontstaan fossielen?

Slide 25 - Slide

Fossielen
Fossielen zijn overblijfselen van organismen in gesteente. 
Ze ontstaan doordat er lagen van zand en klei (sediment) over een organisme komt te liggen. Het organisme raakt dan versteent. 

Slide 26 - Slide

Fossielen:

Versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteente


Slide 27 - Slide

Van welk dier ontstaat er makkelijker een fossiel?
A
Naaktslak
B
Huisjesslak

Slide 28 - Quiz

Ontstaan van leven op aarde
In een geologische tijdschaal kunnen we de geschiedenis van de aarde in tijdperken verdelen, deze tijdperken kunnen we verder verdelen in periodes

Slide 29 - Slide

Geologische tijdschaal
 
  • Jaartallen in aantal miljoen jaar geleden.
  • Belangrijke gebeurtenissen zoals ontstaan aarde.
  • Niet leren, dit moet je alleen kunnen lezen.

Slide 30 - Slide

Verwantschap

Door te kijken naar een stamboom kan je verwantschap aantonen.

Hoe meer het DNA overeenkomt, 
hoe groter de verwantschap




Slide 31 - Slide

Voorouders
Soorten vertonen verwantschap als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben. 

Uit een stamboom kun je aflezen hoe dieren zich hebben ontwikkeld en welke groepen verwantschap vertonen.

Slide 32 - Slide

Stambomen
De rat en dolfijn zijn meer verwant met elkaar dan de papegaai en de dolfijn. Beide hebben een gemeenschappelijke voorouder, maar de voorouder van de papegaai en de dolfijn leefde langer geleden, daardoor zijn zij minder verwant met elkaar.

Slide 33 - Slide

Verwantschap van soorten
Soorten die een gemeenschappelijke voorouder hebben vertonen verwantschap. Hoe langer geleden ze een gemeenschappelijke voorouder hadden, hoe minder de soorten verwant zijn.

In de afbeelding (een stamboom) zie je dat de Oerang-oetang en de moderne mens minder aan elkaar verwant zijn dan de chimpansee en de moderne mens.


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Werktijd
Afronden thema 5!

  • Maken: 5.4 en 5.5 (als 5.1 t/m 5.3 nog niet af zijn, dan maak je deze eerst).
  • SAMENVATTEN!!!!!!!
  • Leren en vragen stellen.

Slide 38 - Slide