C1 U2 gramática

U2 gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

U2 gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 2 - Slide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 3 - Drag question

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 4 - Quiz

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 5 - Quiz

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 6 - Quiz

¿...........(tú) español?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 7 - Quiz

Mi hermana........... holandesa.
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 8 - Quiz

el plural - het meervoud
REGELS:
1. Eindigt een woord op een klinker (a/e/i/u/o) + s
Voorbeeld: la casa (het huis) - las casas (de huizen)
2. Eindigt een woord op een medeklinker + es
Voorbeeld: el profesor (de leraar) - los profesores (de leraren)

Slide 9 - Slide

Zet in het meervoud:
el profesor

Slide 10 - Open question

Zet in het meervoud:
la profesora

Slide 11 - Open question

Zet in het meervoud:
el reloj

Slide 12 - Open question

Zet in het meervoud:
el estudiante

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.
3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: wit = blanco
la casa blanca - las casas blancas
4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Zinnen in het meervoud zetten
Regels:
1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)
2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)
3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!
Voorbeeld:
El libro es bonito. - Los libros son bonitos.
(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)


Slide 16 - Slide

1. Mi amigo es español.

Slide 17 - Open question

2. Ella es estudiante.

Slide 18 - Open question

3. El libro es interesante.

Slide 19 - Open question

4. Usted es profesor.

Slide 20 - Open question

5. Yo soy mexicano.

Slide 21 - Open question

6 . La casa es bonita (mooi).

Slide 22 - Open question