H3B 29-11-2021 Futur

Bonjour classe H3B!
Le 29 novembre 2021
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour classe H3B!
Le 29 novembre 2021

Slide 1 - Slide

Table de matières
  • Lesdoelen
  • Overhoren
  • Grammatica  
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les heb ik kennis gemaakt met de grammatica van :le futur.
     
  •  Aan het einde van de les heb ik geoefend met : le futur.

Slide 3 - Slide

Overhoren
Overhoren!
apprendre 1 et 2

Slide 4 - Slide

Grammaire : Le futur

Slide 5 - Slide

en néerlandais par exemple:
ik zal kijken
hij zal luisteren
wij zullen gaan
ze zullen vinden

Slide 6 - Slide

le futur en français
                                                              hele ww + ai
                                                                                    as
                                                                                    a
                                                                                    ons
                                                                                    ez
                                                                                    ont

Slide 7 - Slide


jij zal praten =
A
tu parleras
B
tu parles
C
tu parlais
D
tu as parlé

Slide 8 - Quiz

wat zijn de uitgangen van de FUTUR?

Slide 9 - Slide


ik zal kijken =
A
je regarde
B
je regardais
C
j'ai regardé
D
je regarderai

Slide 10 - Quiz


il achetera=
A
hij koopt
B
hij kocht
C
hij zal kopen
D
hij heeft gekocht

Slide 11 - Quiz

TIP!
in ALLE, maar dan ook ALLE vormen van de FUTUR zit een 
.........R........

Slide 12 - Slide


wij zullen vertrekken =
A
on partait
B
on est parti
C
on part
D
on partira

Slide 13 - Quiz

aantekening:
o.a. deze verbes heb ik al eerder geleerd
choisir - finir - partir - sortir - réagir - réussir - réfléchir

rencontrer - retourner - jouer - trouver - rentrer - acheter - dessiner - calculer 

descendre - vendre - prendre - attendre - entendre - suivre - répondre  -->   hier vervalt de E

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

zal je luisteren, Kejo?
A
tu as écouté, Kejo?
B
tu écouteras, Kejo?
C
tu vas écouter, Kejo?
D
tu écoutes, Kejo?

Slide 16 - Quiz

elle trouvera
nous tomberons
vous écouterez
il a parlé
ils ont vendu
tu rentreras
je suis descendu
je parlerai
futur
passé 
composé

Slide 17 - Drag question

aantekening: 

  TIP!


Bij de ww op -RE vervalt de laatste E 

j'attendr..ai
il descendr..a
nous répondr..ons

Slide 18 - Slide


hij zal verkopen=
A
il a vendu
B
il vend
C
il vendait
D
il vendra

Slide 19 - Quiz


wij zullen een ijsje nemen=
A
on prendra une glace
B
on prend une glace
C
on prendrea une glace
D
on prenait une glace

Slide 20 - Quiz


vous attendrez=
A
jullie wachten
B
jullie zullen wachten

Slide 21 - Quiz


jij zult in het buitenland studeren=
A
tu étudies à l'étranger
B
tu as étudié à l'etranger
C
tu étudieras à l'étranger
D
j'étudierai à l'étranger

Slide 22 - Quiz

verzin nu zelf een zin
in de FUTUR

Slide 23 - Mind map

hij zal kiezen =

Slide 24 - Open question

waar herken je
de FUTUR ook alweer aan?

Slide 25 - Mind map

aantekening: uitzonderingen

ik zal maken(faire)  - je FERai
ik zal hebben/krijgen(avoir) - j'AURai
ik zal gaan(aller) - j'IRai
ik zal zijn - je SERai

Slide 26 - Slide

aantekening: uitzonderingen

ik zal maken(faire)  - je FERai
ik zal hebben/krijgen(avoir) - j'AURai
ik zal gaan(aller) - j'IRai
ik zal zijn - je SERai

Slide 27 - Slide

tu auras un petit chien=

A
je zal een hondje kopen
B
je zal een hondje krijgen

Slide 28 - Quiz

je serai en France
A
ik zal in Frankrijk zijn
B
ik zal naar Frankrijk gaan

Slide 29 - Quiz


hij zal er zijn!
A
il y aura
B
il y sera

Slide 30 - Quiz


wij zullen nu gaan!
A
nous irons maintenant!
B
J' irai maintenant!
C
nous feront maintenant!
D
on fera maintenant!

Slide 31 - Quiz

geef 2 voorbeelden van de Franse FUTUR (je mag zelf kiezen welke)

Slide 32 - Open question


zullen jullie boodschappen doen?
A
vous aurez les courses?
B
vous ferez les courses?

Slide 33 - Quiz


jij zal gaan =
A
tu seras
B
tu feras
C
tu auras
D
tu iras

Slide 34 - Quiz


ze zullen krijgen/hebben =
A
ils seront
B
ils auront
C
ils feront
D
ils iront

Slide 35 - Quiz

wat vond je van deze
lessonup?

Slide 36 - Mind map

Afsluiting
  • Aan het einde van de les heb ik kennis gemaakt met de grammatica van :le futur.
     
  •  Aan het einde van de les heb ik geoefend met de futur.
Les devoirs:
A: blok 1,2 et 4
F: exercice 11 page 63

Slide 37 - Slide