Past Simple - Questions

English

Past Simple (verleden tijd)
Questions
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2,3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

English

Past Simple (verleden tijd)
Questions

Slide 1 - Slide

Today


- past simple heel kort herhalen
- questions oefenen
- slim stampen

Slide 2 - Slide

Past Simple (herhaling)

Gewone zinnen:

Regelmatig: werkwoord+ed

Onregelmatig: 2e rij uit je lijst


Examples: I walked, you ran, she went, he climbed, we could, they tried, they lived, I flushed, it rained, we did

Slide 3 - Slide

Questions
vragen stellen in de Past Simple

Did + onderwerp + hele werkwoord (geen -ed!!)

Examples: Did you go there? Did he like it? Did they find the way? Did she do her homework?

Slide 4 - Slide

Let op:
Bij het werkwoord to be (zijn), is het anders:
I was (ik was) - Was I? (Was ik?)
you were (jij was) - Were you? (Was jij?)
he was (hij was) - Was he? (Was hij?)
we were (wij waren) - Were we? (Waren wij?)
you were (jullie waren) - Were you? (Waren jullie?)
they were (zij waren) - Were they? (Waren zij?)

Slide 5 - Slide

Maak hier een vraag van:
I went home.
A
Did you go home?
B
Did you went home?
C
Went you home?

Slide 6 - Quiz

Maak hier een vraag van:
She saw him.
A
Did she saw him?
B
Saw she him?
C
Did she see him?

Slide 7 - Quiz

Maak hier een vraag van:
They walked there.
A
Did they walked there?
B
Did they walk there?
C
Walked they there?

Slide 8 - Quiz

Maak hier een vraag van:
You did that.
A
Did you that?
B
Did you do that?
C
Did you did that?

Slide 9 - Quiz

Maak hier een vraag van:
He came home.
A
Did he come home?
B
Did he came home?
C
Came he home?

Slide 10 - Quiz

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
He ran fast.

Slide 11 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
We cooked dinner.

Slide 12 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
She read a book.

Slide 13 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
You did it.

Slide 14 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
He grew fast.

Slide 15 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
It went well.

Slide 16 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
I said that.

Slide 17 - Open question

Maak vragend (vergeet hoofdletter & vraagteken niet):
He fell.

Slide 18 - Open question