Herhalen zinsdeelzinnen en werkwoorden in samengestelde zinnen

Herhalen zinsdeelzinnen en werkwoorden

Aan het einde van de les kan ik zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen in samengestelde zinnen.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalen zinsdeelzinnen en werkwoorden

Aan het einde van de les kan ik zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 1 - Slide

Wat is in onderstaande zin de bijzin?

Wie dieren mishandelt, mag de rechter van mij zwaar straffen.
A
mag de rechter t/m straffen
B
wie dieren mishandelt

Slide 2 - Quiz

1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b [omdat mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
Zin 1a en 1b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 1a is een hoofdzin; zin 1b is een bijzin.
C
Zin 1a is een bijzin; zin 1b is een hoofdzin.
D
Zin 1a en 1b zijn beide bijzinnen.

Slide 3 - Quiz

2a [Na jarenlang in de bureaula te hebben gelegen], 2b [gaf de schrijver het boek toch uit].
A
Zin 2a en 2b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 2a is een hoofdzin; zin 2b is een bijzin.
C
Zin 2a is een bijzin; zin 2b is een hoofdzin.
D
Zin 2a en 2b zijn beide bijzinnen.

Slide 4 - Quiz

In welke zin staat een meewerkendvoorwerpszin?
A
Degenen die vrijwillig meewerken, krijgen een vrijkaartje.
B
De organisator geeft een vrijkaartje aan de vrijwilligers.
C
Degenen die vrijwillig meewerken, geeft de organisator een vrijkaartje.

Slide 5 - Quiz

In welke zin(nen) staat/staan een bijwoordelijke bijzin?
A
Ze gaat met mij mee, als ik haar ticket betaal.
B
Na de lessen gaan de leerlingen van G3X vol energie naar huis.
C
Omdat ik Grieks zo moeilijk vind, ga ik elke dag even oefenen.
D
Robert wil graag surfen, maar de wind staat nu te laag.

Slide 6 - Quiz

In welke zin(nen) staat/staan een onderwerpszin?
A
Dat hij zijn oma helpt, is een goede daad.
B
Wie stout is, geef ik straf.
C
Dat Peter niet komt opdagen, vind ik erg jammer.
D
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.

Slide 7 - Quiz

In welke zin staat een lijdendvoorwerpszin?
A
Ik ben nieuwsgierig naar ons pasgeboren neefje.
B
Dat wij dit zo snel snappen, is te danken aan onze inzet.
C
Denk jij dat de snackbar nog open is om 12 uur?
D
Wie niet meedenkt, zal het niet zo snel snappen.

Slide 8 - Quiz

zww, kww en hww in samengestelde zinnen
Hoe herken je zww, kww en hww in samengestelde zinnen?
1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
2. Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast; wg/ng
3. Pas daarna de regels toe van hww, kww en zww. 

Voorbeeld:
Nadat de man op de hoek een bos bloemen had gekocht, bracht hij die naar zijn vrouw.

Nadat de man op de hoek een bos bloemen had  (hww) gekocht (zww).  (wg=had gekocht)
Bracht (zww) hij die naar zijn vrouw. (wg=bracht)



Slide 9 - Slide

Omdat zij geneeskunde wilde studeren, moest zij haar vwo diploma halen.
Benoem de werkwoorden.

Slide 10 - Open question

Omdat hij altijd docent is geweest, wilde hij tien kinderen.
Benoem de werkwoorden.

Slide 11 - Open question

Toen de cameraman de actrice filmde, begon zij heel hard te huilen.
Benoem de werkwoorden.

Slide 12 - Open question

Aan de slag
Maak in It's Learning
Grammatica woordsoorten H5
Opdracht 1, 2,3 en 5
>75% goed? 4
< 75% goed? startopdracht

vrijdag af!

Slide 13 - Slide