Nederlands. Persoonsvorm voltooid deelwoord.

Persoonsvorm en voltooid deelwoord 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm en voltooid deelwoord 

Slide 1 - Slide

Deze les leer ik:
  • Wat een persoonsvorm is.                                    
  • Wat een voltooid deelwoord is. 

Slide 2 - Slide

Wat is een persoonsvorm

Slide 3 - Slide

Wat is een persoonsvorm
Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord. 
Als je een persoonsvorm wil vinden, moet je dit doen:



Slide 4 - Slide

Wat is een persoonsvorm
Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord. 
Als je een persoonsvorm wil vinden, moet je dit doen:
- een vraagzin maken.
- de zin in een andere tijd zetten.


Slide 5 - Slide

Voorbeeld
'Het meisje gaat naar de speeltuin.'
Maak er een vraagzin van: 
'Gaat het meisje naar de speeltuin?'
Je ziet dat 'Gaat' nu vooraan staat. Dat is de persoonsvorm. 
Zet de zin in een andere tijd:
'Het meisje ging naar de speeltuin.' 
'Gaat' -> 'ging'. 


Slide 6 - Slide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
'Maartje is met haar moeder naar de kapper geweest.'
A
geweest
B
Maartje
C
is
D
de kapper

Slide 7 - Quiz

Wat is hier de persoonsvorm?
'Ik ben met de fiets naar Nijmegen gefietst.'
A
Ik
B
ben
C
Nijmegen
D
gefietst

Slide 8 - Quiz

Wat is hier de persoonsvorm?

'Ik heb al vaak een toets gemaakt.'
A
heb
B
Ik
C
gemaakt
D
vaak

Slide 9 - Quiz

Wat is hier de persoonsvorm?
'.'
A
Ik
B
ben
C
Nijmegen
D
gefietst

Slide 10 - Quiz

Wat is hier de persoonsvorm?
'Ik ben met de fiets naar Nijmegen gefietst.'
A
Ik
B
ben
C
Nijmegen
D
gefietst

Slide 11 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
Een voltooid deelwoord is ook een werkwoord.
Het wordt altijd gebruikt in de verleden tijd.
Meestal staat het aan het eind van de zin.
Begint meestal met 'be', 'ge' of 'ver'. 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld

'Het meisje is naar de speeltuin geweest.' 
'Is' is de persoonsvorm. 
Zitten er nog meer werkwoorden in de zin?
Wat is dan het voltooid deelwoord?

Slide 13 - Slide

Wat is hier het voltooid deelwoord?
'Lars heeft 5 euro betaald.'
A
Heeft
B
Lars
C
Betaald
D
5 euro

Slide 14 - Quiz

Wat is hier het voltooid deelwoord?
'Sandra is samen met Peter naar het zwembad gegaan.'
A
Gegaan
B
Zwembad
C
Is
D
Samen

Slide 15 - Quiz