Jeroen maakt een schakeling met een platte batterij en vier lampjes. De lampjes schakelt hij parallel. Hij wil twee schakelaars in de schakeling opnemen.
– Schakelaar 1 is de hoofdschakelaar die alle lampjes aan en uit moet kunnen zetten.
– Schakelaar 2 moet twee lampjes uit kunnen zetten als schakelaar 1 in de aan-stand staat.
Teken een schakelschema waarin je duidelijk aangeeft waar Jeroen de schakelaars 1 en 2 moet plaatsen.