This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
tijdvak 5 en 6
Slide 1 - Slide
Plaats gebeurtenissen in chronologische volgorde
1
2
3
4
5
watergeuzen veroveren Den Briel
calvinisten slopen beelden in kerken
luther heeft kritiek op de Paus
hertog van Alva komt naar Nederland
Nederlandse edelen smeken om einde kettervervolgingen
Slide 2 - Drag question
Koppel deze drie gegevens met uitleg aan een (verschillend) kenmerkend aspect uit de zestiende eeuw.
Slide 3 - Open question
In 1538 stierf de Maastrichtse geleerde Mattheus Herbenus. Zijn bibliotheek bevatte een kostbare uitgave van de Geographica van de Griekse historicus en geograaf Strabo (64 v.Chr.-23 na Chr.), een soort encyclopedie van de toen bekende wereld. De belangstelling van Herbenus past bij twee verschillende kenmerkende aspecten van zijn tijd. Toon dit aan!
Slide 4 - Open question
Waarom past deze afbeelding bij het kenmerkend aspect: het begin van de Europese overzeese expansie?
Slide 5 - Open question
Kies drie van deze gebeurtenissen en noem telkens het daarbij passende kenmerkend aspect van de 17e
Slide 6 - Open question
Bekijk de vier uitspraken (A-D). Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
Humanisme was eerst een beweging van kunstenaars en later ook van geleerden.
B
Humanisten bestudeerden klassieke teksten om hun betekenis te begrijpen.
C
Humanisten vonden de vrijheid en waardigheid van mensen belangrijk.
D
Klassieke auteurs zagen humanisten als geestverwanten.
Slide 7 - Quiz
Bekijk de vier uitspraken Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
In de middeleeuwen was de levenshouding van mensen strak gericht op God en het leven voor de dood.
B
Italiaanse steden waren welvarend door de handel met het Midden-Oosten.
C
Om hun geloof te tonen lieten rijke Italianen de beste kunstenaars voor zich werken.
D
Om hun welvaart te tonen lieten rijke Italianen beelden en schilderijen door kunstenaars maken.
Slide 8 - Quiz
Twee oorzaken van feit A waren feiten ...
Slide 9 - Open question
Een oorzaak van feit B was feiten ...
Slide 10 - Open question
Feit E is vooral het gevolg van feit ...
Slide 11 - Open question
De prent past bij twee kenmerkende aspecten van de tijd van regenten en vorsten. Noem deze twee.
Slide 12 - Open question
Sleep de begrippen naar de juiste vorm van handel
moedernegotie
VOC
WIC
specerijen
graanhandel
kaapvaart
Oostzeegebied
Driehoekshandel
Indonesië
Slide 13 - Drag question
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk
Slide 14 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het begin van de Europese expansie
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid
C
Het conflict in de Nederlanden
D
De bijzondere plaats in staatkundig en economisch opzicht van de Nederlandse Republiek
Slide 15 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
C
De opkomst van emancipatiebewegingen
D
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
Slide 16 - Quiz
sleep de k.a's en de tijden naar het juiste tijdvak
Tijdvak 5 Ontdekkers en hervormers
Tijdvak 6
Regenten en vorsten
handelskapitalisme en ontstaan wereldeconomie
De Nederlandse Opstand
1600 - 1700
1500 - 1600
Bloei van Nl Republiek in politiek, economie en cultuur
De Reformatie
De Europese overzeese expansie
hernieuwde oriëntatie klassieke erfgoed
Slide 17 - Drag question
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 18 - Quiz
Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’
C
De reformatie
D
Voortschrijdende democratisering
Slide 19 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij..............
A
Tijdvak 5, 15e eeuw
B
Tijdvak 5, 16e eeuw
C
Tijdvak 6, 16e eeuw
D
Tijdvak 6, 17e eeuw
Slide 20 - Quiz
Wat past het best bij het begrip: 'moedernegotie'?
A
Noordzeehandel
B
VOC
C
Specerijen
D
Danzig (Gdansk)
Slide 21 - Quiz
Welk begrip past het best bij: 'doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken in de 17e eeuw, waarbij de nadruk ligt op waarneming, proeven doen en logisch nadenken'
A
Renaissance
B
Wetenschappelijke revolutie
C
Verlichting
D
Humanisme
Slide 22 - Quiz
Dit tijdvak heet 'ontdekkers en hervormers'. Welk kenmerkend aspect hoort bij dit tijdvak?
A
de opkomst van het christendom
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
hofstelsel en horigheid
D
Geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist.
Slide 23 - Quiz
1 De rijkdommen uit het oosten waren in Europa al lange tijd bekend. 2 Door de ontdekkingsreizen kwam in Europa een winstgevende specerijenhandel met Azië op gang. 3 Het katholieke geloof was en is een belangrijke godsdienst in Spanje. 4 In Afrika waren slavernij en slavenhandel al lang heel gewoon. 5 In het katholieke Spanje werden de islam en het jodendom verboden. 6 Omstreeks 1500 dreven Europeanen steeds minder handel via de Middellandse Zee.
Welke van bovenstaande feiten gaat over continuïteit?
A
1, 3 en 4
B
1, 4 en 6
C
3, 4 en 5
D
2, 3 en 4
Slide 24 - Quiz
Lees de 3 feiten over de tijd omstreeks 1500: A. Europeanen maakten ontdekkingsreizen naar Oost-Azië. B. Europeanen kregen een winstgevende specerijenhandel met Azië in handen. C. Europeanen dreven minder handel via de Middellandse Zee.
1. Feit C is een gevolg / oorzaak van feit A. 2. Feit A is een gevolg op korte / lange termijn van feit B. 3. Feit A is een directe / indirecte oorzaak van feit B.
A
1. oorzaak, 2. lange, 3. indirecte
B
1. gevolg, 2. lange, 3. indirecte
C
1. oorzaak, 2. korte, 3. indirecte
D
1. oorzaak, 2. lange, 3. directe
Slide 25 - Quiz
'Handel tussen drie plaatsen, zoals tussen Afrika, Amerika en Europa'.
Welk woord hoort bij bovenstaande omschrijving?
Slide 26 - Open question
Deze opdracht gaat over een gevolg van de Europese expansie.
Wat was het gevolg van de Europese expansie voor planten en dieren?
A
Amerikaanse dieren zoals lama's en koeien werden op grote schaal naar Europa gehaald om ze hier te fokken.
B
Belangrijke Amerikaanse gewassen zoals maïs en de aardappel werden verdrongen door Europese planten.
C
Europeanen ontdekten dat Amerikaanse gewassen niet bestand waren tegen het Europese klimaat.
D
Gewassen zoals suikerriet en dieren zoals varkens en paarden werden geïntroduceerd in Amerika.
Slide 27 - Quiz
Zo rond 1450 kwam er een andere manier om boeken te produceren.
➤ Welk voordeel heeft deze manier van produceren gehad voor o.a. Maarten Luther?
Slide 28 - Open question
➤Luther werd uit de kerk gezet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
➤De paus was het meestal wel eens met de ideeën van Luther.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz
Gebruik de bron
Dit beeld stelt David voor, een figuur uit de Bijbel. Dit beeld is gemaakt aan het begin van de Tijd van ontdekkers en hervormers.
➤Waarom past dit beeld zo goed bij de ideeën van de Renaissance?
Gebruik de bron
A
Het is een beeld dat bij een Bijbelverhaal hoort. In de Renaissance waren de Kerk, de Bijbel en het christendom belangrijker dan tijdens de Middeleeuwen.
B
Kunstenaars uit de Renaissance wilden net zulke kunst maken als kunstenaars in de Oudheid. En dit beeld ziet er uit als een écht mens, net als de beelden uit de Tijd van Grieken en Romeinen.
C
David leefde in Noord-Italië, waar de Renaissance begon.
D
David leefde in de Oudheid. In de Renaissance was er veel aandacht voor de Oudheid.
Slide 31 - Quiz
Deze vraag gaat over de Republiek der Nederlanden in het tijdvak Regenten & Vorsten.
1 De stadhouder maakte alle belangrijke beslissingen. 2 Een absoluut vorst had de macht in handen. 3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen. 4 Rijke burgers waren heel machtig. 5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.
Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 32 - Quiz
In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines
Slide 33 - Quiz
Waarom noemen we 1672 het rampjaar?
A
Engeland viel de Republiek binnen
B
De gebroeders de Witt werden vermoord door een mensenmassa
C
Duitsland viel de Republiek binnen
D
Frankrijk viel de Republiek binnen
Slide 34 - Quiz
Wie had in de Republiek de functie van legerleider?
A
De stadhouder
B
De raadspensionaris
Slide 35 - Quiz
Lees de bron op de volgende pagina, de bron is geschikt als illustratie bij twee kenmerkende aspecten van de vroegmoderne tijd. Licht dit toe door: - het kenmerkende aspect van de zestiende eeuw te noemen waarbij deze bron past en - uit te leggen welk kenmerkend aspect van de zeventiende eeuw al in de bron herkenbaar is.
Slide 36 - Open question
Koppel deze drie gegevens met uitleg aan een (verschillend) kenmerkend aspect uit de zestiende eeuw.
Slide 37 - Open question
In 1538 stierf de Maastrichtse geleerde Mattheus Herbenus. Zijn bibliotheek bevatte een kostbare uitgave van de Geographica van de Griekse historicus en geograaf Strabo (64 v.Chr.-23 na Chr.), een soort encyclopedie van de toen bekende wereld. De belangstelling van Herbenus past bij twee verschillende kenmerkende aspecten van zijn tijd. Toon dit aan!
Slide 38 - Open question
Waarom past deze afbeelding bij het kenmerkend aspect: het begin van de Europese overzeese expansie?
Slide 39 - Open question
Kies drie van deze gebeurtenissen en noem telkens het daarbij passende kenmerkend aspect van de 17e