cicero paragraaf 92

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

video igitur causas esse permultas, quae istum impellerent

causa = motief

permultus = zeer veel

istum = Titus Roscius Magnus

impellerent = potentialis van het verleden ('hadden kunnen')

of definierende coniunctivus

impello = aanzetten, bewegen

wat is de A.c.I?

1. causas ...esse
2. video... esse
3. causas esse permultas

welk woordsoort is quae?

1. vragend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. wederekerend voornaamwoord

impellerent kan een definierende coniunctivus zijn. Zoek op op p. 161 wat dat is en leg uit

vertaal de zin

Welke 'zeer vele motieven' had Titus Roscius Magnus dan? Baseer je antwoord op het voorafgaande (mn paragraaf 86

istum: 

het aanwijzend voornaamwoord iste verwijst naar een persoon of zaak in de nabijheid van degene tot wie men spreekt; hier slaat het op T. Roscius Magnus, die zich aan de kant van Erucius c.q. de tegenpartij bevindt..

Daarnaast kan het ook een negatieve connotatie hebben....

videamus.
Aha! een coniunctivus in de hoofdzin. Daar weten we wel raad mee. (pp. 168/169/170). Dit is namelijk een:

1. coni. adhortativus
2. coni. prohibitivus
3. con. dubitativus
4. coni. optativus

Videamus nunc, ecquae facultas suspiciendi malefici fuerit

ecqui = of wel enig

facultas = mogelijkheid

suspicio = verrichten

Laten we nu dus kijken, of....

welke coniunctivus verwacht je?

1. coni. finalis
2. coni. adhortativus
3. coni. obliquus
4. coni. dubitativus

videamus nu, ecquae... fuerit

Laten we dus kijken, of er wel enige .... was

wat is het onderwerp?

1. facultas
2. suspiciendi
3. malefici

wat is suspi-e-nd-i dan voor vorm?
(zie pp. 166 &167; nr. 18&23)

1. ppa
2. ppp
3. gerundium
4. gerundivum

Laten we nu kijken, of er wel enige gelegenheid was om de misdaad te begaan

Wat heeft Cicero in het voorafgaande vastgesteld, en wat gaat hij in het vervolg bespreken? Citeer bij je antwoord de relevante Latijnse tekstelementen

Argumentatio, deel 2

Van de causae gaat Cicero over naar de facultas (de mogelijkheid om de misdaad te begaan). Hij herhaalt in de volgende paragrafen veel van wat hij al in de narratio en tijdens zijn refutatio van Erucius’ argumenten (Argumentatio – deel I) heeft gezegd. In §§92-94 brengt Cicero met name veel retorisch sterk uitgewerkte scenario’s, maar nauwelijks hard bewijs tegen T. Roscius Magnus.

Er volgt een klein fictief gesprekje. Hoe heet dat ook al weer?

1. altercatio
2. Syllogisme
3. invoeren fictieve spreker
4. vertellerscommentaar

Ubi occisus est Sex. Roscius? - 'Romae'
vertaal

Quid? Tu, T. Rosci, ubi tunc eras?
vertaal

verum (r. 4)
betekent hier:

1. maar
2. echt
3. waarheid
4. veer

et alii multi
= etiam alii multi Romae erant.
vertaal

somup.com

quasi nunc id agatur (alsof het nu hierom gaat), quis...
welk woordsoort is quis

1. vragend voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. wederkerend voornaamwoord

quis ex tanta multitudine occiderit.

'wie .... een zo grote menigte de moord heeft gepleegd'.
Het woordje ex kun je in het Nederlands vertalen met :

1. uit
2. van
3. door
4. in

'ac non hoc quaeratur'
staat op één lijn met:

1. quasi nunc id agatur
2. quis ex tanta multitudine occiderit

verisimil- ius

wat is die uitgang -ius ook al weer?

1. genitivus
2. superlativus
3. comparativus

utrum verisimilius sit .

waarom die coniunctivus?

1. definierend
2. obliquus / afh. vraagzin
3. dubitativus

qui Romae sit occisus

waarom die coniunctivus?

1. definierend
2. obliquus / afh. vraagzin
3. dubitativus

Romae:

 staat (als locativus) vier keer in deze paragraaf; Cicero insinueert hiermee dat de plaats zeer relevant is, hoewel strikt genomen het feit dat iemand in een grote stad als Rome was terwijl er een misdaad gepleegd werd, niets bewijst.

eo (r. 7). Dit is

1. Sextus Roscius Sr.
2. Sextus Roscius Jr.
3. Titus Roscius Magnus
4. Titus Roscius Capito

eo (r. 7). Dit is

1. Sextus Roscius Sr.
2. Sextus Roscius Jr.
3. Titus Roscius Magnus
4. Titus Roscius Capito

qui... fuerit (r. 7)
waarom die coniunctivus?

1. definierend
2. consecutivus
3. finalis

qui... accesserit (r. 8)
waarom die coniunctivus?

1. definierend
2. consecutivus
3. finalis

eo (r. 9). Dit is

1. Sextus Roscius Sr.
2. Sextus Roscius Jr.
3. Titus Roscius Magnus
4. Titus Roscius Capito

assiduus                               eo tempore

multis annis                       omnino non

Niet heel overtuigend een chiasme, maar Cicero speelt hier wel met de plaatsing van zijn tijdsbepalingen.