Target 6 Les 17: kommagetallen-breuken

1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeBasisschoolGroep 6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

kommagetal-breuk

lesverloop 
  • uitleg kommagetal omzetten in een breuk + schema
  • uitleg breuk vereenvoudigen + schema
  • uitleg breuk omzetten naar breuk met noemer 10 + schema
  • filmpje Xnapda
  • werkboek oplossen
  • werkboek verbeteren
  • hulp van de juf 
  • foto als bewijs

Slide 2 - Slide

uitleg kommagetal-breuk
kommagetal omzetten naar een breuk
bv: 0,25
- Schrijf het kommagetal in je positieschema: 
0 = bij eenheden, 2 = bij tiende, 5 = bij honderdste

- Lees de waarde van het getal luidop: 25 honderdste

- Nu hoor je eigenlijk al hoe je de breuk moet noteren: 25/100

uitleg

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

uitleg breuk omzetten naar breuk met noemer 10 of 100 of 1000 en dan naar kommagetal

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Welk kommagetal hoort bij de decimale breuk 3/10
A
0,3
B
0,03
C
0,003
D
3

Slide 8 - Quiz

3/ 10 = 0,3

want 3/10 lees je luidop als 3 tiende

3 tiende in een komagetal = 0,3 

Slide 9 - Slide

Welke breuk hoort bij het kommagetal 0,4?
A
4/10
B
4/100
C
4/1000

Slide 10 - Quiz

0,4 = 4/10

Welke waarde heeft de 4?
4 hoort bij tiende dus 4 tiende

Als je 4 tiende luidop zegt dan hoor je al hoe je de breuk moet schrijven: 4/10

Slide 11 - Slide

Hoe schrijf je 3/4 als een kommagetal?
A
0,34
B
3/4 bestaat niet als kommagetal
C
0,9
D
0,75

Slide 12 - Quiz

3/4 = 0,75
stap 1: 3/4 omzetten naar een breuk met noemer 10of 100 of 1000
3/4 = 75/100 
noemer 4 moet naar noemer 100
 -> hoeveel keer moet ik 4 x een getal doen om 100 te hebben? 25
->( ik kan het ook omgekeerd doen 100 : 4 is hoeveel? 25)
dus ik doe noemer 4 x 25 = noemer 100
en ik doe het ook bij de teller  ->3 x 25 = 75
ik krijg dan de breuk: 75/100

 stap 2: ik zet de breuk met noemer 10 of 100 of 1000 om naar een kommagetal
ik lees 75/100 luidop als 75 honderdste
ik plaats 75 honderdste in het positieschema
Wat zijn de eenheden bij het getal 75 honderdste? 5
5 plaats ik bij de honderdste en vul de rest aan want de regel zegt: de eenheden komen overeen met de maateenheid die achteraan staat, in dit geval honderdste

Slide 13 - Slide

Wat heb je nodig?
  • werkboek rekenen Target 6 Les 17  p. 20-21 
  • paars mapje: blaadjes van breuken
  • positieschema tot op duizendste

Slide 14 - Slide



1. Los de vragen 1 tot en met 6 op in je rekenboek p.20-21
  • gebruik de slides als hulp 
  • gebruik je paars mapje als hulp
  • gebruik je positieschema tot duizendste
  • bekijk het filmpje van 'Xnapda' als hulp

4. Verbeter de vragen 1-6 met de verbetersleutel in het groen
-> is jouw antwoord fout, trek er dan een streep door en schrijf het juiste antwoord erbij.

Slide 15 - Slide

hulp van de juf  
oefening 1: 
breuk naar kommagetal
- Lees de breuk luidop: bv: 3/10 = 3 tiende
- schrijf de breuk als kommagetal, gebruik hiervoor je positieschema: = 3 schrijven bij t
=> de breuk 3/10 = kommagetal 0,3

kommagetal naar breuk
- schrijf het kommagetal in het positieschema, lees de waarde van het getal luidop, schrijf het nu als een breuk
bv: 0,25 
O,25 schrijven in positieschema =0 bij eenheden, 2 bij tiende en 5 bij honderdste
waarde van getal luidop lezen =25 honderdste
25 honderdste schrijven als breuk =25/100


Slide 16 - Slide

hulp van de juf  
oefening 2: 
van kommagetal naar breuk + vereenvoudigen
van kommagetal naar breuk
- Wat is de waarde van het cijfer 4? 4 tiende 
- Lees de waarde van he cijfer luidop: 4 tiende 
- Je hoort nu hoe je het kommagetal als breuk moet schrijven: 4/10 

breuk vereenvoudigen
vereenvoudigen =teller en noemer kleiner maken door beiden te delen door eenzelfde getal
- vereenvoudig  nu de breuk 4/10
-Door welk gemeenschappelijk getal kan je de teller en noemer delen?
de teller 4 kan je delen door 2 en de noemer 10 kan je delen door 2
- veeenvoudigde breuk = 2/5


Slide 17 - Slide

hulp van de juf  
oefening 3: 
- Zet de breuk om naar een breuk met als noemer 10 of 100 of 1000 
      Hoe?  vermenigvuldig de teller en de noemer met hetzelfde getal 
- Lees de breuk met als noemer 10 of 100 of 1000 luidop 
- Zet nadien de breuk om in een kommagetal, gebruik hiervoor je positieschema 
bv:     1/2 = 5/10 = 0,5  
 
Maal hoeveel moet ik de noemer doen om 10 te hebben? 
2 x ? = 10     => 2 x 5 = 10 
Ik vermenigvuldig de teller en de noemer met 5 
de teller x 5       en        de noemer x 5 
     1 x 5  = 5               en              2 x 5 = 10 
=> ik krijg de breuk 5/10   => ik lees de breuk luidop als 5 tiende  
=> wat zijn de eenheden bij 5 tiende? 5 dus ik schrijf de 5 bij tiende in het positieschema 
=> nu weet ik het wat het kommagetal is van 1/2 namelijk: 0,5



Slide 18 - Slide

hulp van de juf  
oefening 4: 
Hoeveel vakjes tel je van 0 liter naar 1 liter? Schrijf dat aantal bij de noemer.
Hoeveel vakjes zijn er gekleurd ? Schrijf dat aantal bij de teller.
Je leest de breuk luidop: .../.... van 1 liter

Zet de breuk om naar een breuk met als noemer 10 of 100 of 1000  
      Hoe?  vermenigvuldig de teller en de noemer met hetzelfde getal  
- Lees de breuk met als noemer 10 of 100 of 1000 luidop  
- Zet nadien de breuk om in een kommagetal, gebruik hiervoor je positieschema  
   
Maal hoeveel moet ik de noemer doen om 10 te hebben?  
5 x ? = 10     => 5 x 2 = 10  
Ik vermenigvuldig de teller en de noemer met 2  
de teller x 2              en        de noemer x 2 
     2 x 2  = 4               en               5 x 2 = 10  
=> ik krijg de breuk 4/10   => ik lees de breuk luidop als 4  tiende   
=> wat zijn de eenheden bij het getal 4 tiende? 4 dus ik schrijf de 4 bij de tiende in het positieschema  
=> nu weet ik het wat het kommagetal is van 2/5 = 4/10  namelijk: 0,4



Slide 19 - Slide

hulp van de juf  
oefening 5 : 
stap 1: eerste kader: breuken op noemer 10 zetten
stap 2: tweede kader: breuken op noemer 100 zetten
stap 3: breuken van beide kaders op de juiste plaats schrijven op de getallenassen
oefening 6: 
cirkel:
stap 1: Hoeveel stukjes pizza tel je in totaal? Schrijf het aantal bij de noemer.
stap 2: Hoeveel stukjes pizza zijn gekleurd? Schrijf het aantal bij de teller.
stap 3: Kleur nu het het juiste aantal stukjes pizza.
hokjes:
stap 1: Hoeveel hokjes tel je in totaal? Schrijf het aantal bij de noemer bij de 2e breuk
stap 2: Hoeveel hokjes  zijn er gekleurd? Schrijf het aantal bij de teller bij de 2e breuk
stap 3: Maak er een gelijkwaardige breuk van met noemer 10. Schrijf de breuk bij de eerste breukstreep
stap 4: kleur nu het juiste aantal hokjes.



Slide 20 - Slide

plaats hieronder een foto van pagina 16 (ingevuld + verbeterd)

Slide 21 - Open question