vertaling bespreken

Vertaaltoets
toets terug en bespreken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vertaaltoets
toets terug en bespreken

Slide 1 - Slide

Ben je tevreden met je cijfer?
ja zeker
ja hoor
een beetje
niet echt
echt niet

Slide 2 - Poll

indien ontevreden,
waar kwam dit door?

Slide 3 - Mind map

Πολλάκις δεσπόται ἀγγέλους εἰς τον χρησμον τον ἐν Δελφοις ἔπεμπον· (2)
A
Vaak stuurden meesters bodes naar het orakel in Delphi
B
Vaak stuurde de meester bodes naar het orakel in Delphi
C
Vaak stuurt de meester een bode naar het orakel in Delphi
D
Vaak stuurde een meester de bode naar het orakel in Delphi

Slide 4 - Quiz

τῳ χρησμῳ πειθόμενοι (1)
A
overtuigd door het orakel
B
terwijl ze gehoorzaamden aan het orakel
C
nadat ze hebben gehoorzaamd aan het orakel
D
en ze overtuigen het orakel

Slide 5 - Quiz

οἱ δε δεσποται μεγαλους στολους παρεσκευαζον. (1,5)
A
de meester bereidde een grootte veldtocht
B
de meester maakte een grote veldtocht klaar
C
meesters bereidden grote veldtochten voor
D
de meesters maakten grote veldtochten klaar

Slide 6 - Quiz

Οὕτως καὶ Πύρρος ἀγγέλους εἰς Δελφοὺς ἔπεμψέ (1,5)
A
En ook Pyrrus heeft bodes naar Delphi gestuurd
B
Toch ook stuurt Pyrrus de bodes naar Delphi
C
Zo stuurde ook Pyrrus bodes naar Delphi
D
Zo en Pyrrus zond de bode naar Delphi

Slide 7 - Quiz

ὁ τῆς Ἠπείρου κύριος, (1)
A
de heerser van Epirus
B
de meester van de Epiriërs
C
Epirus van de meester
D
heerser in Epirus

Slide 8 - Quiz

τε καὶ ἐμαντεύσατο· (1)
A
en hij vroeg om een orakel
B
en hij gaf een orakel
C
en hij heeft een orakel gegeven
D
en hij gaf geschenken aan het orakel

Slide 9 - Quiz

ἐβουλετο γὰρ ἐπὶ τοὺς Ῥωμαίους πορεύεσθαι
A
want de Romeinen gingen reizen
B
want hij ging op reis naar de Romeinen
C
want hij wilde reizen naar de Romeinen
D
want de Romeinen wilde heersen

Slide 10 - Quiz

καὶ τῆς Ἰταλίας ἄρχειν. (1)
A
en beginnen in Italië
B
en heersen over Italië
C
en Italië overheerste
D
en van Italië overheersen

Slide 11 - Quiz

Ἐπεὶ δε οἱ ἄγγελοι τὴν Πυθίαν ἠσπάσαντο, (1,5)
A
Toen begroette de Pythia de bodes
B
Toen de Pythia de bodes begroet hadden
C
Toen bodes de Pythia hebben gevraagd
D
Toen de bodes de Pythia begroetten

Slide 12 - Quiz

ὁ θεὸς ἐμαντεύσατο· (0,5)
A
gaf de god een orakel
B
vroeg de god een orakel
C
kreeg hij een orakel van de god
D
hadden de goden een orakel gegeven

Slide 13 - Quiz

«Λέγω σε τοὺς Ῥωμαίους νικήσειν.» (2)
A
ik vertel de Romeinen te zullen overwinnen
B
ik zeg dat jullie de Romeinen overwinnen
C
ik zeg dat de Romeinen jullie overwinnen
D
ik zeg dat jij de Romeinen zult overwinnen

Slide 14 - Quiz

Ὁ μέντοι Πύρρος νίκην ἤλπισεν (1)
A
Maar Pyrrus hoopte op een overwinning
B
Maar de overwinning van Pyrrus werd op gehoopt
C
Maar Pyrrus werd overwonnen
D
Maar ook Pyrrus overwon niet

Slide 15 - Quiz

τὸν χρησμὸν ἀκουσάς (1)
A
en hij hoort het orakel
B
nadat hij het orakel had gehoord
C
terwijl hij het orakel hoort
D
omdat het orakel het heeft gezegd

Slide 16 - Quiz

κα ἑαυτὸν ἤδη δεσπότην τῆς Ἰταλίας ἐνόμισεν. (2)
A
en hij vond de heerser van Italië
B
en hij beschouwde zichzelf al als heerser van Italië
C
en hij wilde over Italië heersen
D
en hijzelf meende in Italië te heersen

Slide 17 - Quiz

Μέγαν οὖν στόλον παρεσκεύασεν (1,5)
A
Hij maakte niet een groot leger klaar
B
Dus hij maakt een groot leger klaar
C
Dus hij bereidde een groot leger voor
D
Een groot leger wordt klaargemaakt

Slide 18 - Quiz

– καὶ οὐ πολὺ ὕστερον οἱ Ῥωμαῖοι ὲνικησαν. (2)
A
en waar de Romeinen veel later hebben overheerst
B
en waar veel later zij de Romeinen overwonnen
C
en niet veel later overwonnen de Romeinen
D
en niet veel later hebben zij de Romeinen overwonnen

Slide 19 - Quiz