Spelling hoofdstuk 6

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel:
Je leert over de persoonsvorm tegenwoordige tijd of voltooid deelwoord.

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Welke werkwoordvorm is correct en welke niet?
beantwoordt
beantwoord
beantwoort

Slide 3 - Drag question

Startopdracht
Welke werkwoordvorm is correct en welke niet?
verteld
verteldt
vertelt

Slide 4 - Drag question

persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) of voltooid deelwoord (vd)?
Gebeurt en gebeurd klinken hetzelfde, maar de eerste is de persoonvorm tegenwoordige tijd en de tweede is het voltooid deelwoord.

Hoe weet je wat de juiste spelling is?

Slide 5 - Slide


Stap 1

Zet de zin in een andere tijd. Een persoonsvorm verandert dan (betaalt -> betaalde; gelooft -> geloofde), een voltooid deelwoord niet  (is betaald, was betaald; heeft beloofd, had beloofd)


Stap 2

Bepaalde juiste spelwijze:
Spel een pvtt 2e en 3e persoon enkelvoud als ik-vorm + t (behalve als je/jij achter de pv staat):
Gebruik de pvvt om de laatste letter van een voltooid deelwoord te bepalen.
2e en 3e persoon enkelvoud
jij, hij, zij, het en u

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
pvtt
Dean betaalt zijn rekeningen altijd meteen. 
Dean is hij (= 3e persoon enkelvoud), dus ik-vorm (betaal) + t.
vd
Heb jij deze rekening al betaald?
Betalen  (hele ww) -> betaalde (pvvt) -> betaald (vd)
In de verleden tijd -de, voltooid deelwoord ook -d
In de verleden tijd -te, voltooid deelwoord ook -t

Slide 7 - Slide

pvtt of vd?

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert is ...

A
pvtt
B
vd

Slide 8 - Quiz

pvtt of vd?

Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
Verdiend is ...
A
pvtt
B
vd

Slide 9 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 10 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.

Slide 11 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 12 - Quiz