This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Herhalingsles regeling
Slide 1 - Slide
leerdoelen
Je kent de onderdelen van het zenuwstelsel.
Je kent de verschillende zenuwcellen.
Je kent de delen en functies van de hersenen.
Slide 2 - Slide
Basisstof 1
Het zenuwstelsel
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wie kan uitleggen wat hier gebeurd?
Slide 5 - Slide
Prikkels
Inwendige en uitwendige
Slide 6 - Slide
Basisstof 2: Zenuwcellen en zenuwen
Slide 7 - Slide
Drie soorten zenuwcellen
1. Gevoelszenuwcellen
2. Bewegingszenuwcellen
3. Schakelcellen
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Zenuwen
Bundels
Slide 10 - Slide
Drie typen zenuwen
1. Gevoelszenuw
2. Bewegingszenuw
3. Gemengde zenuw
Slide 11 - Slide
Basisstof 3 hersenen en beïnvloeding van het zenuwstelsel
Slide 12 - Slide
Taak Grote Hersenen
Bewuste reactie en waarneming
Nadenken
Emoties
Slide 13 - Slide
Taak kleine Hersenen
Coördinatie
Slide 14 - Slide
Taak hersenstam
Impulsen doorgeven
aansturen van levensfuncties
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel? (klik op afbeelding om hem groter te maken)
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 18 - Quiz
Wat vangt de prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen
Slide 19 - Quiz
Prikkel
Waarnemen
Impuls
hersenen
Slide 20 - Drag question
ZET IN DE GOEDE VOLGORDE: 1. Impulsen gaan via de zenuw naar de hersenen. 2. Zintuigen nemen prikkels waar. 3. Zintuigen zetten de prikkels om in impulsen. 4. Je hersenen bepalen hoe je op de prikkel reageert. 5. Je wordt je bewust van wat je waarneemt. 6. Impulsen gaan via de zenuw naar de spieren.
A
1 - 5 - 3 - 2 - 4 - 6
B
2 - 1 - 3 - 5 - 4 - 6
C
2 - 3 - 1 - 5 - 6 - 4
D
2 - 3 - 1 - 5 - 4 - 6
Slide 21 - Quiz
Impulsen die in de hersenen verwerkt worden, kunnen zorgen voor nieuwe impulsen naar de spieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
De grote hersenen regelen de coördinatie van bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Wat doen de kleine hersenen?
A
Zorgen ervoor dat je spieren werken en je in evenwicht blijft
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen