2.5 Cellen van bacteriën, schimmels en planten 4H 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.5 Cellen van bacteriën, schimmels en planten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.5 Cellen van bacteriën, schimmels en planten

Slide 1 - Slide

Wie heeft 't huiswerk gemaakt?
En wie heeft er vragen?


Slide 2 - Slide

Doel 2.5
ik kan een aantal kenmerken van bacterie-, schimmel- en plantencellen benoemen 

Je leert dat glucose een bouwstof is en een reservestof voor planten
Je leert de kenmerken van de 4 rijken 

Slide 3 - Slide

Vier rijken - celkenmerken

Slide 4 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Autotroof: maakt zelf organische stoffen
Heterotroof: organische stoffen uit andere organismen

Slide 5 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Prokaryoot: zonder celkern
Eukaryoot: met celkern

Slide 6 - Slide

Dieren:heterotroof en eukaryoot

Slide 7 - Slide

Planten

Slide 8 - Slide

Plantencellen 
Celwand: extracellulaire laag, meestal gemaakt van cellulose.
Geeft de plantencel vorm en stevigheid.

Slide 9 - Slide

Plantencellen 
(centrale) vacuole:
grote blaas (membraan) met water en opgeloste stoffen (soms kleurstoffen, bijv paars)

Slide 10 - Slide

Plantencellen 
bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide.

Slide 11 - Slide

Plantencellen 
andere plastiden: amyloplasten: opslag zetmeel
chromoplasten: kleurstofkorrels (geel - rood)

Slide 12 - Slide

Plantencellen 
Plastiden kunnen in het leven van een plant veranderen van de een naar de ander


Slide 13 - Slide


A
chloroplast naar amyloplast
B
chromoplast naar chloroplast
C
chloroplast naar chromoplast
D
amyloplast naar chromoplast

Slide 14 - Quiz


A
chloroplast naar amyloplast
B
chromoplast naar chloroplast
C
chloroplast naar chromoplast
D
amyloplast naar chloroplast

Slide 15 - Quiz

Planten: autotroof en eukaryoot

Slide 16 - Slide

Bacteriecellen 
DNA:
cirkelvormig DNA vrij in het cytoplasma

Slide 17 - Slide

Bacteriecellen
Plasmide:
klein cirkelvormig DNA molecuul

Slide 18 - Slide

Bacteriecellen
Celwand: altijd aanwezig

Slide 19 - Slide

Bacteriecellen
Kapsel: bescherming tegen afweerstoffen, niet altijd aanwezig

Slide 20 - Slide

Bacteriecellen
Flagellen: zweepharen, voor voortbeweging

Slide 21 - Slide

Bacteriën: Prokaryoot

Slide 22 - Slide

Bekijk BINAS 79A
Welke soorten bacteriën zijn autotroof?

Welke bacteriën zijn nuttig voor ons?

Welke termen ken je niet?

Slide 23 - Slide

Schimmelcellen
Celwand (chitine), vacuole.

Slide 24 - Slide

Eencellige schimmels: gist
Bij de afbraak van glucose (buiten de mitochondriën) produceren ze alcohol en CO2.
Hierdoor wordt brood luchtig en krijgen bier en wijn hun alcohol.

Slide 25 - Slide

Meercellige schimmels
Veel schimmels zijn detrivoren, ze eten dood organisch materiaal.

Slide 26 - Slide

Meercellige schimmels: paddenstoelen
Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen (sporenvormers/ verspreiders) van schimmels.
Het grootste deel van het organisme bevindt zich onder de grond (schimmeldraden)

Slide 27 - Slide

Schimmels: Heterotroof en eukaryoot

Slide 28 - Slide

Doel 2.5
Je hebt een aantal kenmerken van bacterie-, schimmel- en plantencellen geleerd
Je hebt geleerd dat glucose een bouwstof is en een reservestof voor planten
Je hebt de kenmerken van de 4 rijken geleerd

Slide 29 - Slide

Begrippen 2.5
antibiotica, celwand, prokaryoten, eukaryoten, autotroof, heterotroof, gisten, chitine, cellulose, vacuole, plastiden, chromoplasten, chloroplasten/ bladgroenkorrels, fotosynthese, mineralen, zetmeel, reservevoedsel, amyloplasten, brandstof


Slide 30 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak alle opdrachten van 2.4 
(3 t/m 7 en 11 t/m 15)

Maak een samenvatting van de paragraaf.
Aandacht voor de begrippen.

Slide 31 - Slide