§2.5 - Bacteriën, schimmels en planten

Welkom
- Spullen op tafel, inloggen, startklaar.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Les §2.5 - Bacteriën, schimmels en planten
- Vooruitblik.
Leerdoelen
15. Je benoemt de verschillen en de overeenkomsten tussen bacteriën en schimmelcellen.
16. Je benoemt de functies en onderdelen van een plantaardige cel.
17. Je benoemt op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën.

Huiswerk
Herhalen! HD1 en HD2
Maken Oefentoetsen HD1 en HD2

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
- Spullen op tafel, inloggen, startklaar.
- Huiswerk in de agenda zetten.
- Les §2.5 - Bacteriën, schimmels en planten
- Vooruitblik.
Leerdoelen
15. Je benoemt de verschillen en de overeenkomsten tussen bacteriën en schimmelcellen.
16. Je benoemt de functies en onderdelen van een plantaardige cel.
17. Je benoemt op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën.

Huiswerk
Herhalen! HD1 en HD2
Maken Oefentoetsen HD1 en HD2

Slide 1 - Slide

Succescriteria
  • Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: prokaryoten, cirkelvormig chromosoom, celwand, heterotroof, eukaryoot, vacuole, plastiden, bladgroenkorrels, fotosynthese, autotroon

  • Je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen.
  • Je hebt opdrachten gemaakt met voldoende resultaat.

Slide 2 - Slide

Opdracht - Miniposter
Verdeel een A4 in vier vlakken:
- De kenmerken van plantencellen benoemen.
- De kenmerken van dierlijke cellen benoemen.
- De kenmerken van bacteriecellen benoemen.
- De kenmerken van schimmelcellen benoemen.

Je bedenkt minimaal twee vragen waarmee je een ander kan toetsen of hij/zij de leerdoelen heeft gehaald. Die schrijf je op de achterkant

Hulpbronnen: tekstboek, §2.5, BiNaS tabel 78 en 79
Tijd: max 30 minuten verwerken, daarna laten zien
Leerdoelen
15. Je benoemt de verschillen en de overeenkomsten tussen bacteriën en schimmelcellen.
16. Je benoemt de functies en onderdelen van een plantaardige cel.
17. Je benoemt op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën.

Slide 3 - Slide

Vier rijken - celkenmerken

Slide 4 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Autotroof: maakt zelf organische stoffen
Heterotroof: organische stoffen uit andere organismen

Slide 5 - Slide

Vier rijken - celkenmerken
Prokaryoot: zonder celkern
Eukaryoot: met celkern

Slide 6 - Slide

Bacteriën: Prokaryoot

Slide 7 - Slide

Schimmels: Heterotroof en eukaryoot

Slide 8 - Slide

Planten: autotroof en eukaryoot

Slide 9 - Slide

Dieren:heterotroof en eukaryoot

Slide 10 - Slide

Bekijk BINAS 79A
Welke soorten bacteriën zijn autotroof?

Welke bacteriën zijn nuttig voor ons?

Welke termen ken je niet?

Slide 11 - Slide

Vooruitblik
TW1 - HD 1 en HD 2
Huiswerk
Zorg dat je de begrippen goed kent.
Heb je alles gemaakt en kritisch nagekeken?
Heb je geen vragen meer?



Aan de slag
- OEFENEN - examentrainingen, biologiepagina, oefentoetsen
- Begrippenlijst maken
- Samenvatten/Mindmap maken
- Oefenen op www.biologiepagina.nl

Slide 12 - Slide

Bacteriecellen 
DNA:
cirkelvormig DNA vrij in het cytoplasma

Slide 13 - Slide

Bacteriecellen
Plasmide:
klein cirkelvormig DNA molecuul

Slide 14 - Slide

Bacteriecellen
Celwand: altijd aanwezig

Slide 15 - Slide

Bacteriecellen
Kapsel: bescherming tegen afweerstoffen, niet altijd aanwezig

Slide 16 - Slide

Bacteriecellen
Flagellen: zweepharen, voor voortbeweging

Slide 17 - Slide

Schimmelcellen
Celwand (chitine), vacuole.

Slide 18 - Slide

Eencellige schimmels: gist
Bij de afbraak van glucose (buiten de mitochondriën) produceren ze alcohol en CO2.
Hierdoor wordt brood luchtig en krijgen bier en wijn hun alcohol.

Slide 19 - Slide

Meercellige schimmels
Veel schimmels zijn detrivoren, ze eten dood organisch materiaal.

Slide 20 - Slide

Meercellige schimmels: paddenstoelen
Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen (sporenvormers/ verspreiders) van schimmels.
Het grootste deel van het organisme bevindt zich onder de grond (schimmeldraden)

Slide 21 - Slide

Plantencellen 
Celwand: extracellulaire laag, meestal gemaakt van cellulose.
Geeft de plantencel vorm en stevigheid.

Slide 22 - Slide

Plantencellen 
(centrale) vacuole:
grote blaas (membraan) met water en opgeloste stoffen (soms kleurstoffen, bijv paars)

Slide 23 - Slide

Plantencellen 
bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide.

Slide 24 - Slide

Plantencellen 
andere plastiden: amyloplasten: opslag zetmeel
chromoplasten: kleurstofkorrels (geel - rood)

Slide 25 - Slide

Plantencellen 
Plastiden kunnen in het leven van een plant veranderen van de een naar de ander


Slide 26 - Slide