Leesvaardigheidsles

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leesvaardigheidsles

Lesdoel:

Aan het einde van de les ken je twee leesstrategiën

Reading strategies

Wat is een leesstrategie?
- een leesstrategie is een hulpmiddel om de tekst beter te
   begrijpen. 

- Leesstrategieën gebruik je soms vóór, soms tijdens en soms
   na het lezen. 

Leesstrategie 1 - Skimmen

Skimmen betekent een tekst globaal bekijken zonder te lezen. Let op:

• Titel & ondertitel
• Tussenkopjes & opvallende woorden
• Plaatjes & tekstsoort (artikel, advertentie, etc.)

Zo krijg je snel een idee waar de tekst over gaat, ook als je eerste indruk niet helemaal klopt.

Leesstrategie 1 - Skimmen

Noem eens op wat je opvalt aan het volgende artikel?

Leesstrategie 2 - Scannen

Scannen is gericht zoeken naar informatie in een tekst, bijvoorbeeld een antwoord op een vraag. Zo lees je alleen wat nodig is en bespaar je tijd.

Naar wat zoek je als je antwoord wilt op de volgende vragen?:

- How old is Shane?

- Where does Tom live?
- What is the name of John’s wife? 

- In what month do we vote?

Leesstrategie 2 - Scannen

Bekijk de volgende vragen en schrijf de antwoorden even voor jezelf op. Daarna bespreken we ze klassikaal.

1. Who is the text about?

2. What types of swords are there?

3. What is the name of the competition?

4. After how many points is the game ended?

Waar denken jullie dat de tekst over gaat?

Opdrachten maken

Wat: Lees de tekst en maak de opdrachten. Markeer in de tekst waar je de antwoord hebt gevonden. 

Hoe: Alleen

Hulp: de docent 

Klaar:

Nakijken vraag 1

1. Why do people like Barron Trump's TikTok video?

A. He says he loves school.

B. He often wears Adidas Gazelle shoes.

C. His Louis Vuitton suitcase is expensive.

D. His voice and accent are special to hear.

Nakijken vraag 1

1. Why do people like Barron Trump's TikTok video?

A. He says he loves school.

B. He often wears Adidas Gazelle shoes.

C. His Louis Vuitton suitcase is expensive.

D. His voice and accent are special to hear.

Question 2

2. What does Barron Trump say in the 2010 video?

A. He wants to skip school for a day.

B. He wants to go to a different university.

C. He does not like public speaking.

D. He is happy with his suitcase.

Question 2

2. What does Barron Trump say in the 2010 video?

A. He wants to skip school for a day.

B. He wants to go to a different university.

C. He does not like public speaking.

D. He is happy with his suitcase.

Question 3

What happened to the Barron Trump video in November 2024?

A. He stopped studying.

B. A movie was made about it.

C. The video became popular on TikTok.

D. The video was in a business magazine.

Question 3

What happened to the Barron Trump video in November 2024?

A. He stopped studying.

B. A movie was made about it.

C. The video became popular on TikTok.

D. The video was in a business magazine.

Question 4

4. What do we know about Barron Trump's studies?

A. He wants to work in the family business soon.

B. He studies at New York University.

C. He is learning about art history.

D. He wants to work in fashion.

Question 4

4. What do we know about Barron Trump's studies?

A. He wants to work in the family business soon.

B. He studies at New York University.

C. He is learning about art history.

D. He wants to work in fashion.

Leesvaardigheidsles 

Les 2

Tips & Tricks

Meerkeuzevragen (1)

- Lees de vragen en lees aan de hand daarvan alinea na alinea door.

- Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden.

- ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere
   antwoorden lezen. Je weet maar nooit ….

Meerkeuzevragen (2)

- 2 antwoorden vallen vaak al af omdat het ‘onzinantwoorden’ zijn.

- Vaak twijfel je dan tussen twee antwoorden. Let dan op: Als maar een deel

   van het antwoord goed is (en een deel dus niet), is het fout. Het juiste

   antwoord moet helemaal goed zijn.

- Het is goed als je zelf al veel van het onderwerp weet. Maar je mag je eigen
   kennis niet gebruiken om antwoorden te geven. Je antwoord mag alleen uit
   de tekst komen!

Open vragen (1)

Een open vraag is een vraag waar je zelf het antwoord van moet opschrijven (het staat er dus niet al geschreven zoals bij meerkeuzevragen). 

Hier heb je twee voorbeelden:
Wat is er gebeurd met de jongen in de zee?  _________________________________

Citeer (= schrijf op) de eerste 2 en de laatste twee woorden op van de zin waarin staat wanneer je de wedstrijd hebt gewonnen.  ____________________________________

Open vragen (2)

- De basisregel is dat als de vraag in het Nederlands staat, je hem in het Nederlands beantwoord, en hetzelfde geldt voor Engels

Wat is er gebeurd met de jongen in de zee? _________________________________

Wel goed: De jongen verdronk bijna, maar de badmeester heeft hem gered. 
Niet goed: de jongen verdronk, maar de lifeguard heeft hem gered. 

Open vragen (3)

Bij 'citeren' moet je letterlijk woorden overschrijven uit de tekst. De tekst is Engels...dus de woorden die je overschrijft zijn dus ook in het Engels. Maar let op! Schrijf precies op wat je volgens de vraag moet opschrijven. Niet meer of minder. 

Bijv. ‘Schrijf de eerste en laatste twee woorden van de zin ...etc:

Antwoord:  "The boys … the garden."

Open vragen (4)

- Wees verder bij open vragen DUIDELIJK.
    Als je bijvoorbeeld opschrijft:
    ‘Ze doen dat’ -->  Wie zijn ze? En wat is dat? 

- Lees na het beantwoorden de vraag en het antwoord nog eens
   door om te controleren of je echt wel antwoord op de vraag
   hebt gegeven.

Wat als je een woord niet kent?

- Raak niet in paniek. Soms wordt het wordt gelijk erna uitgelegd. En soms komt hetzelfde
  begrip in dezelfde alinea of later in de tekst nog een keer voor waardoor je het beter begrijpt.

- Vraag jezelf af: kan je de betekenis raden door naar de rest van de zin te kijken?

Als je het echt niet weet pak je je woordenboek erbij. Hier een paar tips:
- De juiste vertaling is niet meteen het eerste woord dat je als vertaling tegenkomt in het
   woordenboek. Kijk dus goed of een vertaling past in de zin.

- Kan je het woord niet vinden in het woordenboek? Controleer wat voor soort woord het is:

• is het misschien een werkwoord in de verleden tijd of iets dergelijks?
• Staat er misschien een voor- of achtervoegsel bij?  
  
• staat het woord misschien in het meervoud? etc

Aims

At the end of this lesson:

- You know some reading strategies