Tussenstop 1: Poëzie

Tussenstop 1: Poëzie
1 / 71
next
Slide 1: Slide
LessonUpSecundair onderwijs

This lesson contains 71 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tussenstop 1: Poëzie

Slide 1 - Slide

Tussenspel


Wat valt er op aan de schikking van de tekst?
      Misschien is dat
wat dit moet zijn.
                                             Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.















Slide 2 - Slide

Wat valt er op aan de schikking van de tekst?
- Zinnen zijn afgebroken en gaan verder op de
volgende versregel, zodat de tekst ‘eruitziet’ als een
gedicht (enjambement)
- Rare schikking van sommige woorden: insprong bij rots

Slide 3 - Slide

Waar vind je rijm? 
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 4 - Slide

Waar vind je rijm? 
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 5 - Slide

Waar vind je assonantie? 
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 6 - Slide

Waar vind je assonantie? 
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 7 - Slide

Worden er woorden / zinnen herhaald?
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 8 - Slide

Zit er een personificatie in het gedicht? 
Misschien is dat
wat dit moet zijn.
Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 9 - Slide

Wat beschrijft de dichter? 
              Misschien is dat
wat dit moet zijn.
                                          Rots-
vast zat het vanmorgen in
een zwarte vlek, een klad
beslijkte sneeuw, hier, vlak
voor mijn deur.
Ik had het ding niet eens gezien.
Ik sliep nog half misschien.
Zijn buitenste verschilde
nergens van zijn binnenkant.

Slide 10 - Slide

Welke vergelijking(en) vind je in de tekst?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 11 - Slide

Welke vergelijking(en) vind je in de tekst?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 12 - Slide

Gebruikt de dichter rijm in dit fragment? 
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 13 - Slide

Gebruikt de dichter rijm in dit fragment? 
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 14 - Slide

Zijn er assonanties?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 15 - Slide

Zijn er assonanties?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 16 - Slide

Zijn er alliteraties?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 17 - Slide

Zijn er alliteraties?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 18 - Slide

Welke eigenschappen krijgt ‘het’?
Wat is 'het'?
Er was ook geen

beginnen aan.
Ik tilde het
voorzichtig op, het tolde
uit mijn hand en rolde
daar van het trottoir
gelijk een steen, maar wel
doorzichtig, luchtig, lichtig, maar
zo af en gaaf, compact
gelijk een steen.








Slide 19 - Slide

Op welke twee manieren kun je ‘ik nam het op’ (werkwoord
‘opnemen’) interpreteren?
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 20 - Slide

Op welke twee manieren kun je ‘ik nam het op’ (werkwoord
‘opnemen’) interpreteren?


- letterlijk (= optillen)
- figuurlijk (= bekijken, observeren
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 21 - Slide

Vind je nog woorden die je op verschillende manieren kunt
interpreteren?
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 22 - Slide

Vind je nog woorden die je op verschillende manieren kunt
interpreteren?


‘De ogen uitsteken’ kan drie betekenissen hebben:
- verblinden, bv. door hevig licht (figuurlijk);
- de ogen ‘verwijderen’ (letterlijk);
- jaloers maken (figuurlijk)
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 23 - Slide

Welke tegenstellingen vind je?
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 24 - Slide

Welke tegenstellingen vind je?
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 25 - Slide

Zitten er assonanties in dit deel? 
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 26 - Slide

Zitten er assonanties in dit deel? 
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 27 - Slide

Wat is 'het'?
Ik nam het op, het liet zich

glad en flitsend, weerloos
brandend door mijn handen
gaan, het flikkerde van links
naar rechts, het stak
mijn ogen uit van rechts
naar links, een veel te
hechte, veel te
echte zon.







Slide 28 - Slide

Is er een (mogelijke) personificatie in dit fragment?
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 29 - Slide

Is er een (mogelijke) personificatie in dit fragment?

- ‘het’ is nu vrouwelijk
- ‘het’ wordt gestreeld en gezoend zoals bv. een geliefde
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 30 - Slide

Vind je rijm in dit fragment?
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 31 - Slide

Vind je rijm in dit fragment?

structuur/natuur + blind/kind = binnenrijm


acoliet = aanhanger, volgeling
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 32 - Slide

Vind je vergelijking(en), metaforen?
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 33 - Slide

Vind je vergelijking(en), metaforen?
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 34 - Slide

Wat is 'het'/'zij'?
Ik streelde

haar structuur, ik zoende
haar natuur.
Mijn buurman
keek zich blind en noemde
mij een kind, een monster
van aanbidding, een bedronken
acoliet, bespottelijk
en niet om aan te zien.
Ik sliep nog half misschien.








Slide 35 - Slide

Welke tegenstellingen ontdek je?
Ik zoende maar en zoende,

maar dat ding, het zoende mij
en gaf zijn smaak niet af.
Sterk
water was het, koud
vuur, hard
licht dat ik geen dag
over mijn lippen krijg.
Het plakte aan mijn tong.









Slide 36 - Slide

Welke tegenstellingen ontdek je?
Ik zoende maar en zoende,

maar dat ding, het zoende mij
en gaf zijn smaak niet af.
Sterk
water was het, koud
vuur, hard
licht dat ik geen dag
over mijn lippen krijg.
Het plakte aan mijn tong.









Slide 37 - Slide

Vind je een soort van synesthesie in dit fragment?
Ik zoende maar en zoende,

maar dat ding, het zoende mij
en gaf zijn smaak niet af.
Sterk
water was het, koud
vuur, hard
licht dat ik geen dag
over mijn lippen krijg.
Het plakte aan mijn tong.









Slide 38 - Slide

Vind je een soort van synesthesie in dit fragment?

smaken versus zien/voelen



Ik zoende maar en zoende,

maar dat ding, het zoende mij
en gaf zijn smaak niet af.
Sterk
water was het, koud
vuur, hard
licht dat ik geen dag
over mijn lippen krijg.
Het plakte aan mijn tong.









Slide 39 - Slide

Wat is 'dat ding'? 
Ik zoende maar en zoende,

maar dat ding, het zoende mij
en gaf zijn smaak niet af.
Sterk
water was het, koud
vuur, hard
licht dat ik geen dag
over mijn lippen krijg.
Het plakte aan mijn tong.









Slide 40 - Slide

Waarmee begint dit fragment?
Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                      hol
en toch vervuld,
                                      vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                 raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
                 een klompje
ijs.










Slide 41 - Slide

Waarmee begint dit fragment?

Herhaling van de beginverzen van het gedicht
Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                hol
en toch vervuld,
                                vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                  raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
              een klompje
ijs.










Slide 42 - Slide

Wat valt er op aan de schikking van de tekst?


Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                     hol
en toch vervuld,
                                     vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
               een klompje
ijs.










Slide 43 - Slide

Wat valt er op aan de schikking van de tekst?

 Zinnen worden opnieuw afgebroken.
- Woorden (‘hol’, ‘vol’, ‘raadsel’) staan op het eind van
een regel.


Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                     hol
en toch vervuld,
                                     vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
               een klompje
ijs.










Slide 44 - Slide

Waarvoor staat het ‘klompje ijs’ volgens jou symbool?

 


Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                     hol
en toch vervuld,
                                     vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
               een klompje
ijs.










Slide 45 - Slide

Waarom is de tekst zo geschikt?

 


Misschien is dat

wat dit moet zijn,
                                     hol
en toch vervuld,
                                     vol-
maakte samenvatting
van het niets,
                                raadsel-
spel van een verspeelde
dag:
               een klompje
ijs.










Slide 46 - Slide

Wat vind je van deze overgang?

Waarmee vergelijkt de dichter zichzelf?

Wat vind je van de beschrijving van dit klompje ijs?
       Het ligt er langzaam

te verdwijnen, maar verdwijnt
in een waaien en stromen van alles en is,
is.
Misschien is dat
wat ik moet zijn.






Slide 47 - Slide

Waarmee vergelijkt de dichter zichzelf? 

Met het klompje ijs, dat verdwijnt (het smelt) maar dat toch blijft bestaan (het wordt water, de massa blijft hetzelfde, zie fysica) en dat
zelfs stroomt.
       Het ligt er langzaam

te verdwijnen, maar verdwijnt
in een waaien en stromen van alles en is,
is.
Misschien is dat
wat ik moet zijn.






Slide 48 - Slide

Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 49 - Quiz


A
eindrijm
B
vers
C
vrij vers
D
strofe

Slide 50 - Quiz


A
eindrijm
B
vers
C
vrij vers
D
strofe

Slide 51 - Quiz


A
refrein
B
alliteratie
C
enjambement
D
vrij vers

Slide 52 - Quiz


A
refrein
B
vers
C
vrij vers
D
eindrijm

Slide 53 - Quiz


A
eindrijm
B
alliteratie
C
vrij vers
D
enjambement

Slide 54 - Quiz


A
eindrijm
B
vers
C
refrein
D
vrij vers

Slide 55 - Quiz


A
enjambement
B
vers
C
strofe
D
vrij vers

Slide 56 - Quiz

Ik heb onlangs ontdekt, dat ik slaap zoals flamingo's staan:
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 57 - Quiz


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 58 - Quiz


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 59 - Quiz


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 60 - Quiz


A
vergelijking
B
metafoor

Slide 61 - Quiz

Soms lacht de toekomst je toe.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 62 - Quiz

Rond je tiende breekt de storm van de puberteit aan.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 63 - Quiz

Het viergangenmenu biedt een kleurig palet aan smaken.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 64 - Quiz

Zomernachten die even warm en zacht waren als de buik van konijnenjongen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 65 - Quiz

In dat huis heeft armoede haar intrek genomen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 66 - Quiz

Haar koude ogen zeggen genoeg.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 67 - Quiz

Ik voelde me als een kleuter die een basketbal wil vastgrijpen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 68 - Quiz

Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 69 - Quiz

De nachten daar zijn bitter koud.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 70 - Quiz

Slide 71 - Slide