Maatschappijleer h1 + h2

Maatschappijleer h1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maatschappijleer h1

Slide 1 - Slide

Gedragsregel of wet?
Je dringt voor in de rij
A
Gedragsregel
B
Wet

Slide 2 - Quiz

Wat zijn gedragsregels?
A
Alle regels die in de wet staan
B
Regels die in de wet staan en waar je je aan moet houden
C
Regels die in de wet staan, maar je hoeft je er niet aan te houden
D
Regels die niet in de wet staan, maar waar je je wel aan moet houden

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een gedragsregel en een wet?
A
Gedragsregels en wetten zijn hetzelfde.
B
Gedragsregels zijn geschreven regels en wetten niet.
C
Wetten zijn mondelinge regels en gedragsregels niet.
D
Wetten gelden voor iedereen en gedragsregels niet per se.

Slide 4 - Quiz

Gedragsregel of wet?
- Als je gaat werken moet je ook belasting betalen
A
Gedragsregel
B
Wet

Slide 5 - Quiz

hoort bij:
eerlijkheid
gelijkheid
iemand doden mag niet
liegen mag niet
Normen of waarden?
waarden
normen
normen
normen
normen
waarden
waarden
waarden

Slide 6 - Drag question

hoge inkomens hebben een hogere positie dan lage inkomens
naamsbekendheid zorgt voor een hogere positie
waardering voor jouw beroep
iemand met uitzonderlijk talent heeft een hogere positie
iemand die veel kennis heeft van zijn vak heeft een hogere positie
macht geeft je een hogere positie
iemand met veel verantwoordelijkheden staat hoger op de sociale ladder
macht
Aanzien
status
geld & bezit
Talent
Kennis & vaardigheden
verantwoordelijkheid

Slide 7 - Drag question

Welk machtsmiddel wordt bij iedere afbeelding ingezet?
Functie/beroep
kennis
aanzien/status
Aantal medestanders
geld

Slide 8 - Drag question

Normen
Waarden
Normen of waarden?
Sleep naar normen of waarden.
Geduld
Iemand uitlachen is niet leuk.
Als je iets ergens van vindt, mag je dit zeggen
In de rij netjes wachten totdat je aan de beurt bent.
Vriendelijkheid
Vrijheid
Gelijkheid

Slide 9 - Drag question

Sociale ongelijkheid is:
A
Dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.
B
Dat niet iedereen sociaal is.
C
Dat mensen gediscrimineerd worden.
D
Dat sommige mensen meer geld verdienen dan anderen.

Slide 10 - Quiz

geef een voorbeeld van sociale ongelijkheid.

Slide 11 - Open question

Een maatschappelijk probleem 
geen maatschappelijk probleem
Er is maar één oplossing
Het probleem krijgt veel aandacht in de media
De politiek bemoeit zich met het probleem
Veel mensen hebben ermee te maken
Mensen hebben verschillende meningen over de oorzaak en de oplossing.
een paar mensen hebben ermee te maken
Het probleem krijgt  weinig aandacht in de media

Slide 12 - Drag question

Is dit een
maatschappelijk
probleem?
A
Ja, want
B
Nee, want

Slide 13 - Quiz

Bij een maatschappelijk probleem moet je veel vragen stellen. Daarbij moet je alles tegenop elkaar afwegen.
Maar wat als het een lastige oplossing is en de keuze is moeilijk te maken. Hoe noemen we dit? Een...

Slide 14 - Open question

Feit of mening?
Boerenkool is lekker
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quiz

Feit of mening:
In Nederland regent het vaak.
A
feit
B
mening

Slide 16 - Quiz

Wat is een onderdeel van kritisch denken?
A
Alleen naar feiten luisteren.
B
Altijd uitgaan van je eigen perspectief
C
Je afvragen of informatie betrouwbaar is
D
Nooit twijfelen aan je mening

Slide 17 - Quiz

maatschappijleer h2 media

Slide 18 - Slide

non-verbale communicatie is
A
Geen communicatie
B
Communicatie zonder woorden.

Slide 19 - Quiz

Waar gebruik je de media voor?
Je luistert naar Qmusic
A
Nieuws en informatie
B
Ontspanning
C
Contacten
D
Reclame

Slide 20 - Quiz

Waar gebruik je de media voor?
Je zit op snapchat
A
Nieuws en informatie
B
Ontspanning
C
Contacten
D
Reclame

Slide 21 - Quiz

mediawijs zijn betekent...
A
dat je voorzichtig bent en dat je kritisch omgaat met informatie
B
je veel kennis bezit over sociale media

Slide 22 - Quiz

Framing
Filter Bubbel
Censuur
Nep nieuws
Alleen nieuws wat je wilt horen
Corona bestaat niet
Mediavrijheid beperken
Iemand zijn mening beïnvloeden

Slide 23 - Drag question

Beeldvorming
A
is dat je je steeds een beeld vormt van iets of iemand.
B
als je verstandig gebruik maakt van de media.
C
is de vrijheid van journalisten om berichten te kunnen maken zonder eerst toestemming te vragen.
D
is verzonnen informatie die verspreid wordt om mensen te beïnvloeden.

Slide 24 - Quiz

Geen vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting
De koning zegt wat jij moet zeggen
Je zegt dat je baas niet aardig is
Tegen je docent zeggen dat de les slecht is
Je mag niet alles op TikTok zeggen
Je mag niet zeggen dat je land slecht is

Slide 25 - Drag question

Objectief of subjectief?
Bertha houdt haar telefoon vast.
De klas is erg rumoerig.
Bertus heeft een mooi t-shirt aan.
Objectief
Subjectief
Subjectief
Objectief

Slide 26 - Drag question

Wat is selectieve waarneming?
A
Mensen kijken op één dag naar tv-programma’s op verschillende zenders.
B
In sommige tv-programma’s staat steeds één bepaalde mening centraal.
C
De media maken elk jaar weer andere soorten tv-programma’s.
D
Mensen kiezen zelf welk tv-programma ze bekijken.

Slide 27 - Quiz

Welk effect kan framing hebben op de publieke opinie (hoe de meeste mensen over iets denken)?
A
Framing kan de publieke opinie beïnvloeden en de steun voor bepaalde standpunten vergroten of verkleinen.
B
Framing heeft geen invloed op de publieke opinie.
C
Framing kan alleen de steun voor standpunten verkleinen.
D
Framing kan alleen de steun voor standpunten vergroten.

Slide 28 - Quiz

Voor journalisten is het belangrijk om objectief te zijn in hun verslaggeving. Wat is objectief?
A
Feitelijk
B
Mening/oordeel

Slide 29 - Quiz

Desinformatie
Nepnieuws
Manipulatie
Verzonnen informatie die verspreid wordt om winst te maken of een mening te beïnvloeden
Informatie die niet klopt en waarvan de maker weet dat het niet klopt
Feiten met opzet weglaten of veranderen

Slide 30 - Drag question

Wat is een voorbeeld van online profilering?
A
Een influencer die je volgt promoot een product dat jij gisteren gekocht hebt.
B
Je volgt je favoriete kledingmerk online en weet zo wanneer de nieuwe kledinglijn er is.
C
Omdat jongeren de doelgroep van een bedrijf zijn, adverteert het bedrijf alleen online.
D
Omdat jij steeds telefoons googelt, krijg je veel reclames van nieuwe telefoons.

Slide 31 - Quiz

Wat is desinformatie?

A
Informatie die niet klopt en expres verspreid wordt
B
Nieuws dat mensen niet willen horen
C
Informatie zonder bron
D
Per ongeluk foute informatie

Slide 32 - Quiz