HS 6 Grammatica zinsdelen + woordsoorten

HS 6 Gramm. zinsdelen + woordsoorten
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HS 6 Gramm. zinsdelen + woordsoorten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is
  • Je weet een bijwoordelijke bepaling in de zin te vinden
  • Je weet wat een bijwoord is
  • Je weet een bijwoord in de zin te benoemen

Slide 2 - Slide

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling = alle zinsdelen die over blijven na het vinden van pv, ow, wg, lv en mv.



Slide 12 - Slide

Grammatica  woordsoorten
Bijwoord

Slide 13 - Slide

Bijwoord
LET OP!

Het bijwoord hoort bij grammatica woordsoorten en NIET bij grammatica zinsdelen. Wel helpt grammatica zinsdelen bij het vinden van de bijwoorden.


Slide 14 - Slide

Bijwoord
  • Elke bijwoordelijke bepaling ( gramm. zinsdelen) die uit één woord bestaat, is als woordsoort een bijwoord (bw, grammatica woordsoorten).

  • Een bijwoord kan het volgende aangeven: tijd (nu/ gisteren), plaats (hier, ergens) tegenstelling (echter, toch) reden/oorzaak(daardoor/hierdoor), zekerheid (vast/zeker), onzekerheid( misschien/ waarschijnlijk), ontkenning(nooit/niet), vraagwoorden (waarom/hoezo)

Slide 15 - Slide

Zo vind je een bijwoord
  1. Ontleed de zin in zinsdelen (pv, ow, wg, lv, mv, bwb)
  2. Zoek de bijwoordelijke bepalingen die uit één woord bestaan. Die woorden zijn als woordsoort bijwoord.

VB: Momenteel (bwb) | werkt  | deze ontwerper |  hier (bwb) | wekelijks (bwb) | aan zijn opdracht. 

Slide 16 - Slide

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
voornaamwoord
bijwoord

Slide 17 - Drag question

Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 18 - Drag question

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
PERSOONSVORM (PV)
ONDERWERP (OW)
ZINSDELEN
WERKWOORDELIJK GEZEGDE (WG)
LIJDEND VOORWERP (LV)
MEEWERKEND VOORWERP (MWV)
BIJWOORDELIJKE BEPALING (BWB)

Slide 19 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
ww gezegde
bijwoordelijke bepaling
Zin:
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Onderwerp
Jan de Vries
vond
gisteren
onder zijn tafel.
een propje

Slide 20 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend voorwerp
ww gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 21 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 22 - Drag question

Wat is de BWB in de volgende zin:
"In Zwitserland wordt energie opgewekt met waterkracht"
A
In Zwitserland
B
Met waterkracht
C
Geen
D
In Zwitserland, met waterkracht

Slide 23 - Quiz

Wat is de BWB in de volgende zin:
"Mijn neef uit Chigago stuurde mij een paar basketbalschoenen"
A
Uit Chicago
B
Basketbalschoenen
C
Mijn neef uit Chicago
D
Geen BWB

Slide 24 - Quiz

Haal de BWB uit de volgende zin:
"Waarschijnlijk zal Japan in 2015 door een robot een vlag laten planten op de maan."
A
Waarschijnlijk
B
in 2015, op de maan
C
Waarschijnlijk, in 2015, door een robot, op de maan
D
Door een robot op de maan

Slide 25 - Quiz

Zoek de BWB in de volgende zin:
"Misschien zal de Nederlandse taal in de toekomst verdwijnen".
A
Geen BWB
B
In de toekomst
C
Misschien
D
Misschien, in de toekomst

Slide 26 - Quiz

Let op! Haal nu ALLEEN het bijwoord uit de volgende zin:
"Bij dit blad ontvangt u maandelijks een cd of een dvd"
A
Geen bijwoord
B
Dit blad, maandelijks
C
Dit blad
D
Maandelijks

Slide 27 - Quiz

Let op! Haal nu ALLEEN het bijwoord uit de volgende zin:
"Hoe zullen we de malariamug ooit volledig kunnen uitroeien?"
A
Hoe
B
Ooit
C
Volledig Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 11 Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Let op! Haal nu ALLEEN het bijwoord uit de volgende zin:"Hoe zullen we de malariamug ooit volledig kunnen uitroeien?" A Hoe B Ooit C Volledig D Hoe, ooit, volledig Quizvraag
D
Hoe, ooit, volledig

Slide 28 - Quiz

'Waarom heb je dat allemaal gezegd?'
Bijwoordelijke bepaling=
A
Waarom
B
allemaal
C
waarom & allemaal
D
er is geen bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Quiz

Je kunt dan goed uitrusten [van de vele vermoeienissen]
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling
C
onderwerp
D
gezegde

Slide 30 - Quiz

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen:

Over een paar dagen is het vakantie.
A
1 bijwoordelijke bepaling
B
2 bijwoordelijke bepalingen
C
3 bijwoordelijke bepalingen
D
4 bijwoordelijke bepalingen

Slide 31 - Quiz


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 32 - Quiz


A
voorzetsel
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Quiz

Juist of onjuist?
'Een bijwoord kan onder andere bij een ander bijwoord horen.'
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Morgen krijg je je zakgeld weer.
A
weer is een bijwoord
B
weer is geen bijwoord

Slide 35 - Quiz

Het weer was erg slecht vandaag.
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 36 - Quiz

Het weer was erg slecht vandaag.
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 37 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vang SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 38 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kleine turnster springt EXTREEM hoog.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 39 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Met die SCHERPE klauwen jaagt een kat goed.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 40 - Quiz

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 41 - Quiz

Ik snap de bijwoordelijke bepaling van grammatica zinsdelen nu.
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

Ik snap het bijwoord van grammatica woordsoorten nu.
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

Lever hier opdracht 3 van Lezen en opdracht 3 van woordenschat in.

Slide 44 - Open question

Hw wk 22
Grammatica zinsdelen: opdrachten 2,3 en 5. Blz. 235 + 236

Grammatica woordsoorten: opdrachten 1 t/m 3. Blz. 238 + 239 

Woensdag 27 mei voor 23:59 uur boekverslag inleveren via Turnitin!

Slide 45 - Slide