Karel de Grote en het leenstelsel

1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Karel de Grote
Vorst van het Frankische Rijk

Zo'n groot rijk.... dat was moeilijk besturen!

Maar waarom eigenlijk?


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Problemen:
Enorme afstanden in het rijk
(lastig verdedigen)
Slechte wegen
Slechte communicatie (alles per paard en brief)
Geen geld




Slide 7 - Slide

Soldaten te paard:
                               Voor de veiligheid en verdediging had je ridders nodig



Zij waren de soldaten van de koning of de graaf en hadden vaak ook zelf een stuk land. Trouwe ridders noemen we vazallen.
De ridders werkten niet zelf op het land. Zij hadden daar knechten voor. Zelf gingen ze jagen, naar toernooien en vochten ze voor de graaf of koning.
.............Hoe duur was de uitrusting van een ridder?


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide







Een ridder had dus heel wat koeien en land nodig om dit allemaal te kunnen betalen.



Slide 10 - Slide






Een ridder had dus heel wat koeien en land nodig om dit allemaal te kunnen betalen. Hij zorgde daarom voor een Hof (beschermde boerderij) met veel knechten en horigen (boeren die het land bewerkten en niet vrij waren).
Karel pakte het zelf anders aan:



Slide 11 - Slide

Oplossingen van Karel:
1.Karel en zijn hof trokken van kasteel naar kasteel (logeerpartij!)
2. Leenstelsel (= feodalisme)




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Leenstelsel (of feodalisme)
Een leenheer deelt zijn rijk op in stukjes. Elk stukje laat hij besturen door een leenman. De leenman mag op het stukje grond (een leen) doen wat hij wil maar hij moet wel:
  1. trouw zweren aan de koning.
  2. besturen en rechtspreken.
  3. elk jaar belasting betalen.
  4. meehelpen bij oorlogen van de leenheer.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Je kon dus tegelijk leenheer en leenman zijn.
Karel was alleen leenheer.

Slide 16 - Slide

De oplossing: het feodalisme/leenstelsel







Slide 17 - Slide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 18 - Slide

Begrippen:
  1. vazallen: Krijgsman die trouw had gezworen aan de koning
  2. leenman: Edelman die een gebied bestuurde voor zijn leenheer.
  3. Leenheer: Edelman die een deel van zijn gebied liet besturen door iemand anders.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide