V2 -K3 Grammatik der, die, das en meervoud

V2 - Woche 45 - Stunde 1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 - Woche 45 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung

Erklärung Grammatik: het geslacht van zelfstandig naamwoorden & meervoud zelfstandig naamwoorden

Selbstständig arbeiten:
  • Paragraf E: Grammatik Aufgabe 20 - 31




Ziele

  • Je kunt de hoofdregels voor het geslacht voor zelfstandig naamwoorden gebruiken. 

  • Je kent de hoofdregels voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden.



Slide 2 - Slide

Der...Die...Das

Slide 3 - Slide

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

_____ Wirklichkeit
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

_____ Bierchen
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

_____ Lampe
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

______ Freundschaft
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

______ Fräulein
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

_____ Herbst
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

_____ Lied
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Geslacht zelfstandig naamwoord
Bij een zelfstandig naamwoord hoort altijd een lidwoord (de, het, een). In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige zelfstandig naamwoorden. 

  • mannelijk lidwoord= der --> Mann
  • vrouwelijk lidwoord = die --> Frau
  • onzijdig lidwoord= das --> Kind
  • lidwoord bij meervoud = die --> Männer, Frauen, Kinder

Slide 12 - Slide

We beginnen met: mannelijk

Slide 13 - Slide

Mannelijk - der
1.  Mannelijke personen of dieren:
   der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Kater
2. Dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen : der Montag, der Dienstag,       der Januar, der Februar, der Sommer, der Herbst,  der Norden,   der Süden
3. Zelfstandig naamwoorden die gelijk zijn aan de stam vaneen werkwoord.
    der Anfang --> anfangen, der Beginn --> beginnen, der Besuch -->
    besuchen


Slide 14 - Slide

Vrouwelijk - die
1. Vrouwelijke personen of dieren: die Mutter, die Tante, die Schwester, 
    die Lehrerin, die Kuh, die Löwin
2. Woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk: die Straße, die
     Klasse, die Gruppe, die Adresse, die Toilette (er zijn ook uitzonderingen:
     der Name)
3. Woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung,  
    die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit,  die Übung 


Slide 15 - Slide

Onzijdig - das
1. Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits
    das Buch, das Kind, das Dach, das Fenster, das Heft, das Lied

2onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen                                          (verkleinwoorden)
    das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein, das Männlein

Slide 16 - Slide

Meervoud - die
Ten slotte krijgen alle meervoud zelfstandig naamwoorden het lidwoord 'die'.
der Mann --> die Männer
das Mädchen --> die Mädchen
die Schülerin --> die Schülerinnen

Let op: De regels voor het bepalen van de lidwoorden kan je niet bij elk zelfstandig naamwoord toepassen. Veel lidwoorden moet je gewoon uit je hoofd leren bij het zelfstandig naamwoord. 

Slide 17 - Slide

Regels voor het maken van het meervoud!






boek op bladzijde 81!

Slide 18 - Slide

De regels voor meervoud
1 Mannelijk (der)
Umlaut + e
(alleen  umlaut op a, u, o) 
der Ball - die Bälle
der Schritt - die Schritte
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -0, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 19 - Slide

Opmerkingen
  • Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op. Voorbeeld:
     de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
     de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

  • Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud alleen        een -n. Voorbeeld:  die Cousine, die Cousinen, die Schwester, die Schwestern 

  • Bij de ''au'' komt de Umlaut op 'a'. Voorbeeld: der Maus - die Mäuse

  • Bij samengestelde woorden komt Umlaut op laatste woord: Urlaubsgrüße

Slide 20 - Slide

Paragraf E - Grammatik
Online machen: 
  • Paragraf E- Grammatik Aufgabe 20 t/m 31 (80%)
  • Hulpmiddel: Gebruik de theorie in E bij het maken van de opdrachten
  • Fragen?: steek je hand op voor hulp
Zeit: diese Stunde
Fertig = 
  • Slim Stampen B Kies 3 & Invul 3
  • Slim Stampen E

Slide 21 - Slide

nächste Stunde
Grammatik: wiederholen 

Wortschatz wiederholen

Slide 22 - Slide

Das war es! Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
A
Nee, ik snap er niks van.
B
Ja, ik begrijp het helemaal.
C
Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 23 - Quiz

der Stundenplan
Arbeite zu zweit. 

Eine stellt eine Frage anhand des Studenplans. Die Frage wird in einem Satz beantwortet mit angabe von Zeit, Fach und Tag.
Danach Rollen wechseln.

Bespiel:
Frage: Wann hast du Deutsch?
Antwort: Ich habe am Montag um fünf vor acht Deutsch. 
timer
5:00

Slide 24 - Slide

Wie heißen die Tagen der Woche auf Deutsch?

Slide 25 - Slide

Dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)
D
meervoud (die)

Slide 26 - Quiz