Creatief schrijven bovenbouw

Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN

Slide 1 - Slide

1.  Wie, wat, waar...

Slide 2 - Slide

Vandaag gaan jullie aan de slag met een leuke en creatieve schrijfopdracht! Jullie krijgen vier woorden die jullie moeten gebruiken in een verhaaltje van minimaal 100 woorden.

Gebruik je fantasie, alles kan en alles mag! De vier woorden zullen aan de hand van een rad op het bord door de docent bepaald worden.



Slide 3 - Slide

Wie iets doet

Slide 4 - Slide

Wat er gebeurt

Slide 5 - Slide

Een bijzonderheid

Slide 6 - Slide

Met wie of wat

Slide 7 - Slide

Klaar?
  • Lees je verhaal na en controleer het op taal: hoofdletters/leestekens, (werk)woordspelling, formulering van je zinnen.
  • Lees het verhaal voor aan een klasgenoot.
  • Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen aan de klas?

Slide 8 - Slide

2.  Samen schrijven

Slide 9 - Slide

Vandaag gaan jullie samen aan de slag met een leuke en creatieve schrijfopdracht! Jullie gaan een volledige tekst schrijven (inleiding - kern - slot), waarbij ieder deel door iemand anders wordt geschreven. 

Jullie horen van je docent wat het onderwerp van de tekst wordt.

.



Slide 10 - Slide

Schrijf een inleiding over ...

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Geef je blaadje nu aan de achterbuurman/-vrouw.

Slide 13 - Slide

Schrijf een middenstuk, dat aansluit bij de inleiding die je zojuist hebt ontvangen.

Slide 14 - Slide

Geef je blaadje weer door naar achteren ... 

Slide 15 - Slide

Schrijf het slot.

Slide 16 - Slide

Klaar?
  • Geef het verhaal aan degene die de inleiding heeft geschreven.
  • Lees het verhaal door en geniet :-)

Slide 17 - Slide

3. Beschrijf je droomvakantie
  • Denk eerst 1 minuut na.
  • Schrijf dan in 5 minuten je verhaal.

Slide 18 - Slide

Klaar?
  • Lees je verhaal na en controleer het op taal: hoofdletters/leestekens, (werk)woordspelling, formulering van je zinnen.
  • Lees het verhaal voor aan een klasgenoot.
  • Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen aan de klas?

Slide 19 - Slide

4.  Wat als

Slide 20 - Slide

Jullie gaan een kort verhaal over een 'wat als'- situatie schrijven. Jullie horen van jullie docent wat het onderwerp wordt.

Gebruik je fantasie: alles kan en alles mag!



.



Slide 21 - Slide

Wat als...
  • er al iemand woont in het huis dat jij net hebt gekocht?
  • je helemaal alleen op de wereld bent?
  • je een geheime gang ontdekt in de kelder van je huis?
  • je een superkracht had?
  • je een miljoen euro hebt gewonnen?
  • er geen getallen zouden bestaan?
  • je docent een robot blijkt te zijn?

Slide 22 - Slide

Klaar?
  • Lees je verhaal na en controleer het op taal: hoofdletters/leestekens, (werk)woordspelling, formulering van je zinnen.
  • Lees het verhaal voor aan een klasgenoot.
  • Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen aan de klas?

Slide 23 - Slide

5. De eerste zin

Slide 24 - Slide

Jullie gaan een kort verhaal schrijven aan de hand van een eerste zin. Jullie horen van je docent wat deze eerste zin wordt.

Gebruik je fantasie: alles kan en alles mag!



.



Slide 25 - Slide

Maak een verhaal met als eerste zin...
  • “Het komt goed, dat beloof ik.”
  • Ze zeggen dat ik een verrader ben.
  • Had ik maar nooit geprobeerd ...
  • Hun huwelijk was niet wat het leek.
  • Dit kan niet waar zijn!
  • Als ik de tijd terug kon draaien, dan ...
  • Hier gaat hij spijt van krijgen!
  • O jee, het is dus echt waar!

Slide 26 - Slide

Klaar?
  • Lees je verhaal na en controleer het op taal: hoofdletters/leestekens, (werk)woordspelling, formulering van je zinnen.
  • Lees het verhaal voor aan een klasgenoot.
  • Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen aan de klas?

Slide 27 - Slide

6. Waarom

Slide 28 - Slide

Als kind vroeg je misschien vaak ‘waarom’. Nu niet meer, maar het is een mooie manier om je
creatieve sappen te laten vloeien. De waaromvraag is dus een goede vraag. 

Jullie gaan een tekst schrijven aan de hand van een waaromvraag. Je hoort van je docent wat de vraag wordt. Gebruik je fantasie, het verhaal hoeft niet waar te zijn. Alles kan en alles mag.



.



Slide 29 - Slide

Waarom...
  • kun je niet door muren lopen?
  • is het nooit de prins die gered wordt in een sprookje?
  • hebben we geen vleugels?
  • is het gras groen?
  • krimpt een schaap niet in de wasmachine (en een wollen trui wel)?
  • willen docenten altijd gelijk hebben?

Slide 30 - Slide

Klaar?
  • Lees je verhaal na en controleer het op taal: hoofdletters/leestekens, (werk)woordspelling, formulering van je zinnen.
  • Lees het verhaal voor aan een klasgenoot.
  • Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen aan de klas?

Slide 31 - Slide