week 49: 3.3 en 3.4 oceaanstromen en klimaten

we hebben er zin in !
1 / 42
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 42 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

we hebben er zin in !

Slide 1 - Slide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
Vorige les
Terugblik workshop week 48:
- tekenen op de wereldbol
- doorsnede N.H.
- klimaatgrafiek tekenen
- opdrachten bij klimaten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Weetjes oceaanstromen 
  1. Warmtetransport via de zeestromen = oceanische circulatie
  2. Thermo - temperatuur 
  3. Haline - zoutgehalte  
  4. koude stroom zinkt (zwaarst bij +4 graden). IJs drijft
  5. de zoute stroom zinkt
  6. de koude zeestroom stroomt van relatief kouder gebied naar warmer gebied. 
Thermohaline circulatie
Het is dus niet warm in graden, maar wel warmer dan de rest van het water.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Landschappen
Klimaten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Landschappen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Landschaap = combinatie van alles wat je ziet



- vaak de naam is gegeven door vegetatie (planten)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tropische zone
Regenwoud: ondoordringbare bos
Savanne:
clusters bomen en grasses

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Aride zone
Steppe: grasland
Woestijn: groeit niets

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Overzicht

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Subtropische zone
Middellandse zee soort planten: maquis

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Gematigde zone
Loofbos

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

     Boreale zone (taiga)
Naaldbomen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Polaire zone
Toendra: mossen
Landijs: groeit niets
permafrost

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Overzicht

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Noem 6 landschapzones

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Klimaten

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Klimaatsysteem van Köppen 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Eerste letter
A TROPISCH KLIMAAT: warmer dan 18 graden en veel neerslag 
B DROOG KLIMAAT:  hele jaar weinig neerslag - droog
C ZEEKLIMAAT: koele zomers en zachte winters - neerslag 
D LANDKLIMAAT: hete zomers en koude winters - neerslag
E POOLKLIMAAT:  hele jaar lage temperaturen - koud

Uit het hoofd leren!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Tweede letter
Kleine letters: 
f - alle maanden neerslag 
s/w - droog seizoen 

Grote letters:
S - steppe; W - woestijn 
T - toendra; H - hooggebergte 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Tropische klimaten A
Tropisch regenwoudklimaat Af
- temp. altijd boven de 18 graden
- hele jaar door neerslag
- kent geen seizoenen - altijd warm

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Tropische klimaten A
Savanneklimaat As/w
- > 18 graden
- natte en korte droge periode

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Droge klimaten B
Steppe klimaat (BS)
- t- maak niet uit
- korte periode neerslag


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Droge klimaten B
Woestijn klimaat (BW)
- wisselende temperatuur
- nauwelijks tot geen neerslag


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Gematigde klimaten
Middellandse zeeklimaat (Cs/w):
- niet kouder dan -3 graden
- droog winter of zomer



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Gematigde klimaten
(Gematigde) zeeklimaat (Cf):
- niet kouder dan -3 graden
- hele jaar door neerslag



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Continentale klimaten
Landklimaat (Df)
- kouder dan -3 graden
- hele jaar door neerslag 


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Polaire klimaten
Toendraklimaat (ET)
- temp. komt niet boven de 10 gr.
- neerslag hele jaar wisselend
- groeit enkel gras en mos

Poolklimaat (EH)
- temp. altijd gem. 0 graden
- neerslag heel jaar door
- geen seizoenen - altijd koud


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Klimaatsysteem van Köppen 
Lezen klimaatgrafiek:
- warme januari en koud juni? = zuidelijk halfrond

Temperatuur:
-  wat is de O graden lijn? (vriespunt) 
- gaat het onder 0: D of E
- blijft het boven: A B C
Neerslag:
- droog seizoen?
- welke maand?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Overzicht

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Klimaatsysteem volgens Köppen
Op grond van alle klimaatfactoren kun je de aarde indelen in klimaatgebieden. De klimaten volgens Köppen geeft een grove typering van de klimaten op aarde.
● Köppen onderscheidde vijf klimaatzones, aangeduid met de hoofdletters A tot en met E,  onderscheiden op grond van de gemiddelde temperatuur in de warmste en/of de koudste maand of op basis van de neerslag.
● Onderverdeling van de A-, C- en D-klimaten op basis van de neerslagverdeling in een jaar:
s = een droge tijd in de zomer (sommertrocken)
w = een droge tijd in de winter (wintertrocken)
f = droge tijd ontbreekt (fehlt), dus neerslag in alle jaargetijden
● Onderverdeling E-klimaat op basis van de ligging van en de temperatuur in het klimaatgebied (figuur 3.20):
F = (eeuwige) sneeuw in de poolgebieden
H = (eeuwige) sneeuw in het hooggebergte
T = toendra
● Het B-klimaat wordt door het toevoegen van een hoofdletter onderverdeeld in een zeer droog woestijnklimaat (BW)
en een iets minder droog steppeklimaat (BS).

Slide 32 - Slide

hoogte
warmer
nat, droog
Landschapzones
Tropische zone  bestaat uit ________________ die heeft etages.
Aride zone is bepaald door __________. Daar groeien __________.
In Subtropische zone groeien ________________. Voorbeelden van landen: _______________.
Gematigde zone heeft ____ seizoenen en daar groeien ________________. Wij wonen hier.
Boreale zone is te herkennen aan ______________. Het is te koud voor loofbomen.
Polaire zone is gemiddlede temperatuur niet boven ______ graden ook in de zomer. De befroren grond noemen wij ______________.



Slide 33 - Slide

vochtige, droge
milder
lagere
warm en koud oceaanwater verplaatst temperatuur 
deze stromingen zijn een oorzaak voor klimaten 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

 Vraag 1

In het noorden van Australië valt er veel meer neerslag dan bij de Steenbokskeerkring.
Beredeneer het ontstaan van dit verschil in neerslag aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de Steenbokskeerkring.

Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Bij de evenaar, waar het noorden van Australië dicht bij ligt, overheerst lage luchtdruk en bij de keerkringen overheerst hoge luchtdruk (oorzaak), waardoor bij de evenaar, in de buurt van het noorden van Australië, lucht stijgt en afkoelt / condensatie plaatsvindt (en veel neerslag ontstaat) en bij de keerkringen lucht daalt en opwarmt / wolken oplossen (en vrijwel geen neerslag ontstaat) (gevolg).

Slide 35 - Slide

Breedteligging: Invloed op zonnestraling en temperatuur, waardoor gebieden dichter bij de evenaar warmer zijn.<br>- Hoogteligging: Invloed op temperatuur, met lagere temperaturen op grotere hoogten.
Vraag 2 


Langs de oostkust van Australië valt meer neerslag dan langs de westkust.

Wat is de oorzaak van het verschil uit  vraag 1?
De zuidoosten wind/zuidoostpassaat zorgt langs de westkust voor een aflandige wind en langs de oostkust voor een aanlandige wind.

Slide 36 - Slide

Aanlandige wind: Brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen.

Aflandige wind: Brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen.<br>Uitleg: Aan de westkust zorgen aanlandige winden voor meer neerslag en mildere temperaturen, terwijl aan de oostkust aflandige winden droger en extremer weer kunnen veroorzaken.
Vraag 3 


Schrijf het nummer van de juiste klimaatgrafiek uit bron 2 achter de steden.

Slide 37 - Slide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Vraag 4 


De foto’s in bron 3 zijn genomen dicht bij twee van de volgende plaatsen: Sydney, Perth, Darwin of Alice Springs.
Schrijf de juiste plaatsnaam achter de letters A en B van de twee foto’s.

Slide 38 - Slide

barrière, loef, lij
Huiswerk week 50
Examenopdracht 


Slide 39 - Slide

hoogte
warmer
nat, droog

Slide 40 - Link

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Slide 42 - Video

This item has no instructions