Herhaling werk

Maatschappijleer
Inplannen SET
Planning voor aankomende weken
Herhaling belangrijkste onderdelen hoofdstuk 8.1 t/m 8.4

1 / 13
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Maatschappijleer
Inplannen SET
Planning voor aankomende weken
Herhaling belangrijkste onderdelen hoofdstuk 8.1 t/m 8.4

Slide 1 - Slide

WERK


Herhaling voor de toets

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 1


Waarom werken we?

Slide 3 - Slide


5. De behoefte om ergens goed in te worden (zelfontwikkeling) 
--- Werk kan je helpen jezelf te ontwikkelen (promotie, doel behalen). 

4. Behoefte aan waardering 
--- Je werk geeft je een bepaalde status: waardering van anderen. 

3. Behoefte om erbij te horen 
--- De meeste mensen werken samen met collega's

2. Behoefte aan zekerheid 
--- Tijdelijk contract of een vaste baan? Werk geeft zekerheid.

1. Eerste levensbehoeften
--- Eten, drinken, kleren, onderdak: waar je niet zonder kan.
De Piramide van Maslow

Slide 4 - Slide

Zoals je ziet, kun je met een baan je basisbehoefte vervullen. Daarnaast is arbeid ook belangrijk voor de samenleving, iedereen die werkt - betaalt ook belasting! Hiermee worden de zaken van algemeen belang mee betaald.

Ook betaald iedereen premie, hiermee geeft de overheid uitkeringen aan hen die het nodig hebben. Dit laat zien dat Nederland een verzorgingsstaat is: een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is. 
Verzorgingsstaat

Slide 5 - Slide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 2


Een baan die bij je past

Slide 6 - Slide

Om te weten of bepaald werk voor jou geschikt is, gebruik je de volgende vragen om daar achter te komen: 

  • Wat voor werk ga je doen? Werk je liever zelfstandig of in een team? Doe je elke dag hetzelfde of is het heel erg afwisselend? Moet je met computers om kunnen gaan? 

  • Werk je veilig en gezond? In de Arbowet staat hoe werkgevers moeten zorgen voor gezonde en veilige werkplekken, voor jongeren zijn er zelfs speciale regels. 

  • Hoeveel verantwoordelijkheid krijg je? Werk je liever als zelfstandige met een eigen bedrijf? Of in loondienst bij een baas?

  • Hoeveel verdien je er mee?  Afhankelijk van je werk, je leeftijd etc. Vanaf 15 jaar geld het minimumloon. 
Wat past bij je? 

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 3


Hoe kom je aan werk?

Slide 8 - Slide

Er zijn vijf mogelijkheden om aan een baantje te komen; 

  • Je zoekt een vacature online. 
  • Open sollicitatie, binnen stappen bij een bedrijf. 
  • Via een uitzendbureau, vooral tijdelijk / bijbaan. 
  • Netwerken, via vrienden, kennissen of social media. 
  • UWV WERKbedrijfhulp vanuit de overheid

Solliciteren begint vaak met een sollicitatiebrief = je legt uit waarom jij de baan graag wilt hebben en waarom jij geschikt hiervoor bent. Dit stuur je op samen met een CV (Curriculum Vitae), een lijst met je gegevens, opleidingen en werkervaring

Vervolgens kan je door het bedrijf uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek, waarna je een arbeidscontract ondertekent. 
Hoe kom je aan een baan?

Slide 9 - Slide

In een arbeidscontract staan de afspraken tussen werkgever (baas) en de werknemer (jij), bijv.: 

  • Je functie: vakkenvuller, fitnessinstructeur, winkelmedewerkster...
  • Je werktijden (en het totaal). 
  • De lengte van het contract. 
  • Aantal vrije dagen
  • Proeftijd
  • Loon (bruto/netto). 

Dit noem je ook wel je arbeidsvoorwaarden, de meeste komen uit een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), hierin staan afspraken over werk voor alle werknemers binnen een bedrijfstak (horeca, de zorg, het onderwijs)

Vakbonden onderhandelen hierover, samen met de werkgevers. 
Arbeidscontract
Wit werken
Zwart werken

Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 4


Met werk kom je verder

Slide 11 - Slide

Er zijn een aantal dingen die invloed hebben op je maatschappelijke positie; 

  • Geld en bezit; mooie auto's, grote huizen, dure kleding... 
  • Aanzien; wanneer veel mensen een gunstige mening over je hebben.. 
  • Status; vooral te maken met de waardering voor je beroep/hobby.
  • Talent; sporters, zangers, acteurs, schilders... 
  • Kennis en vaardigheden; leerling vs. ervaring. 
  • Macht; politicus bepaalt over de wetten die wij allemaal volgen. 
  • Verantwoordelijkheid: buschauffeurs, chirurgen.. 

Dit alles beïnvloed je plaats op de maatschappelijke ladder; alle posities in een samenleving van laag naar hoog. 
Maatschappelijke positie

Slide 12 - Slide

Er is altijd een bepaalde mate van sociale ongelijkheid: niet iedereen heeft gelijke kansen in de samenleving. 

Vroeger was je positie al bepaald, meestal door je ouders of afkomst. Tegenwoordig spreken we van sociale mobiliteit: je kunt klimmen (en dalen) op de maatschappelijke ladder. 
Maatschappelijke positie

Slide 13 - Slide