extra stof 6.7 (koppelen aan 6.2 een 1 les) energiestroom in een ecosysteem (2VWO)

Open je werkboek op blz. 213
Lees en maak opdracht 5 alleen blz. 214!





  • intussen online huiswerkcontrole - van 6.2 1 t/m 9 (-5)
  • alsnog voor Tibo van 6.1 - opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9
  • Melle strafwerk gemaakt = van werkboek blz. 208 + 209 overgetekend e.d.
timer
10:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Open je werkboek op blz. 213
Lees en maak opdracht 5 alleen blz. 214!





  • intussen online huiswerkcontrole - van 6.2 1 t/m 9 (-5)
  • alsnog voor Tibo van 6.1 - opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9
  • Melle strafwerk gemaakt = van werkboek blz. 208 + 209 overgetekend e.d.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

controlevragen over 6.1 + 6.2;
misvattingen uit de wereld/T2B helpen
  1. Je krijgt zo dadelijk telkens 1 vraag op het bord met daarbij meerdere antwoorden.
  2. Je krijgt 15 seconden op het goede antwoord te kijken.
  3. Na die 15 seconden steek je je arm omhoog en laat je met het aantal uitgestoken vingers zien welk antwoord je kiest.
  4. 1 vinger = antwoord 1
  5. 2 vingers = antwoord 2, enz.
  6. Weet je het antwoord echt niet, dan laat je een dichte vuist zien.

Slide 2 - Slide

Wat is een goed voorbeeld van een populatie?

1 - Alle insecten in een bos
2 - Alle grassen in een bos
3 - Alle zomereiken in een bos
4 - Alle bovenstaande antwoorden zijn goed


timer
0:15
vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 3 - Slide

Misvatting: Leerlingen verwarren populatie met levensgemeenschap en begrijpen niet wat een soort is.


  • Tot dezelfde soort behoren betekent in de volksmond “van hetzelfde type”.                                         In de biologie betekent het echter dat ze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Er zijn veel verschillende soorten grassen, vissen en bomen.

  • A Leerlingen denken dat alle insecten tot dezelfde soort behoren.
  • B Leerlingen denken dat alle grassen tot dezelfde soort behoren.
  • C GOED
  • D Leerlingen denken dat een populatie hetzelfde is als een levensgemeenschap.

vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 4 - Slide

Wat is een goed voorbeeld van een populatie?

1 - Alle konijnen in de wereld
2 - Alle konijnen in hetzelfde klimaat
3 - Alle konijnen in Nederland
4 - Alle konijnen in een bos


timer
0:15
vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 5 - Slide

Misvatting: Organismen behoren tot dezelfde populatie als ze daadwerkelijk onderling kunnen voortplanten.


  • A Leerlingen denken dat soort hetzelfde is als populatie.
  • B Leerlingen denken dat klimaat hetzelfde is als ecosysteem of een afgebakend gebied.
  • C Leerlingen denken dat Nederland één afgebakend/begrensd gebied is.
  • D GOED

Slide 6 - Slide

Afvaleters zijn…

1 - regenwormen.
2 - bacteriën.
3 - schimmels.




timer
0:15
vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 7 - Slide

Misvatting: Leerlingen denken dat afvaleters bacteriën of schimmels zijn.


  • A GOED Afvaleters zetten organische stoffen om in organische stoffen. Reducenten breken organische stoffen af tot anorganische stoffen (mineralen).
  • B Leerlingen denken dat afvaleters en reducenten dezelfde organismen zijn.
  • C Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn, maar reducenten zetten organische stoffen om in anorganische stoffen.

vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 8 - Slide

Afvaleters zijn…

1 - producenten.
2 - consumenten.
3 - reducenten.


timer
0:15
vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 9 - Slide

Misvatting: Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn.


  • A Leerlingen denken dat afvaleters producenten zijn.
  • B GOED
  • C Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn.

vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 10 - Slide

Hoe komen planten aan eiwitten?


1 - Planten hebben geen eiwitten nodig
2 - Deze nemen ze op uit de bodem
3 - Deze maken ze zelf uit mineralen en CO2



timer
0:15
vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 11 - Slide

Misvatting: Leerlingen begrijpen de rol van planten in de kringloop van stoffen niet goed. 


  • A Leerlingen denken dat alleen dieren eiwitten nodig hebben (voor spieropbouw etc)
  • B Leerlingen denken dat planten energierijke stoffen (voedsel) uit de bodem opnemen
  • C GOED
  • Tip: Deze vraag geldt ook voor andere de energierijke stoffen koolhydraten en vetten!

vragen uit: www.diagnostischetoetsen.nl

Slide 12 - Slide

6.7 energiestroom in een ecosysteem
Lesdoel:
- Ik kan de energiestroom in een ecosysteem beschrijven.
                                                                                                                          


In planten vindt fotosynthese plaats doordat planten bladgroenkorrels hebben.  
Bij de fotosynthese wordt uit koolstofdioxide en water een energierijke stof (glucose) gemaakt. 



Slide 13 - Slide

voedselrelaties
  • voedselketen: van producent tot consument Xde orde.
  • De plek in de voedselketen heet het trofisch niveau






1e trofische niveau
2e trofische niveau
3e trofische niveau
4e trofische niveau

Slide 14 - Slide

Kijkend naar autotroof en heterotroof;
1e trofisch niveau 
2e trofisch niveau etc.. 
Een trofisch niveau is de positie van een organisme in de voedselketen.

Slide 15 - Slide

Kijkend in een voedselpiramide;
derde trofische niveau
vierde trofische niveau
tweede trofische niveau
eerste trofische niveau

Slide 16 - Slide

Alles tesamen: trofisch niveau;

Slide 17 - Slide

Trofisch niveau & biomassa:


In elk trofisch niveau neemt de biomassa af.
Dit komt doordat de energie in het voedsel op verschillende manieren wordt gebruikt. 

Slide 18 - Slide

Energiestroom


  • In ecosystemen wordt energie van het ene trofische niveau doorgegeven aan het volgende trofische niveau. Er is sprake van een energiestroom .
  • Planten leggen energie uit (zon)licht vast in glucose door middel van fotosynthese. (Bij de verbranding van glucose komt de energie weer vrij. Daarom noem je glucose een energierijke stof.)
  • In planten ontstaan uit glucose andere stoffen. Omdat de energie uit de glucose nu in deze andere stoffen zit, zijn dit ook energierijke stoffen. 
  • Voorbeelden van zulke stoffen zijn DNA, eiwitten, koolhydraten en vetten. Het zijn de bouwstoffen waaruit organismen bestaan.

Slide 19 - Slide

De energiestroom in een ecosysteem:
In elke schakel van een voedselketen verdwijnt energie uit de voedselketen.
  • Sommige individuen sterven zonder dat ze worden opgegeten door individuen van de volgende schakel.
  • Van de individuen die wel worden opgegeven, wordt een deel niet verteerd. Dit deel komt in de uitwerpselen terecht.
  • van de stoffen die wel worden verteerd, wordt een deel verbruikt als brandstoffen. Bij de verbranding hiervan komt energie vrij, meestal in de vorm van warmte of beweging.
  • Het overgebleven deel kan worden gebruikt als bouwstoffen. Dit deel kan als voedsel dienen voor de volgende schakel van de voedselketen.

Slide 20 - Slide

Maak nu IN JE WERKBOEK van thema 6

van extra stof 6.7 - opdracht 1 t/m 4 


timer
10:00

Slide 21 - Slide

Nakijken 6.7 - opdracht 1 t/m 4

1a. bacteriën +  dieren + schimmels
1b. planten
1c. Omdat dieren geen energierijke stoffen kunnen maken uit    
       energiearme stoffen. 
       Een dier heeft altijd een andere soort nodig als voedselbron.

Slide 22 - Slide

2a.
Het geeft het deel van de koe aan dat mensen niet eten (zoals de botten, de huid, sommige organen).

2b. 55 %

2c. 31%
2d. 
Nee, want niet al het gras wordt verteerd en van het opgenomen voedsel gebruikt de koe een deel voor verbranding.

Slide 23 - Slide

3a.
Alleen in het eerste trofische niveau. Alleen producenten (organismen met bladgroen) zijn autotroof.

3b.
Organismen op het tweede trofische niveau gebruiken een deel van de beschikbare energie voor hun stofwisseling.

3c.  DNA, eiwitten, koolhydraten en vetten

4.
Insecten zijn koudbloedig en hoeven daardoor geen energierijke stoffen te verbranden om warm te blijven.
 

Slide 24 - Slide

Maak een woordenlijst van alle begrippen van 6.2 + 6.7

Vul hem aan in

Slide 25 - Slide