Capítulo 6 - LES 5 Havo/vwo 2

1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bienvenidos a la clase de español
Hoy es viernes, 24 de mayo

Slide 2 - Slide

Los deberes

Lees de tekst van blz. 54, bron F
Libro de ejercicio: Maak opdr. 19 a, b en c van blz. 91

Slide 3 - Slide

Las reglas:

  1. Als iemand praat is de rest stil
  2. Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
  3. Respect voor elkaar: we maken elkaar niet belachelijk
  4. Mobiele telefoon in je kluisje
  5. wc -> in de pauze, vóór of na de les

Slide 4 - Slide

Las reglas:
Advertencia 1: Je krijgt nog een kans om beter te gedragen/ te 
                               luisteren
Advertencia 2: Je krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan
                                het einde van de dag bij mij inleveren. Ik bel je
                                 ouders om ze op de hoogte te stellen.
Advertencia 3:  Je wordt uit de klas gestuurd, je moet een gele kaart halen, je
                                 krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan het einde van de
                                 dag bij mij inleveren. Ik bel je ouders om ze op de hoogte te
                                 stellen.

Slide 5 - Slide

Overhoring
Wat? Je gaat de zinnetjes naar het Spaans vertalen.
Hulp? geen hulpmiddel
Hoe? Individueel in stilte
Tijd? 10 minuten
Uitkomst?  Ik weet welke zinnen ik goed in het Spaans kan schrijven en welke ik nog moet gaan leren
Klaar? Je gaat je vinger op steken


Slide 6 - Slide

Capítulo 6

Gramática: Voltooid tegenwoordige tijd: tekstboek blz. 53, bron D
                        De werkwoorden SER/ ESTAR/ HAY: tekstboek blz. 56, bron J

Vocabulario: Werkboek blz. 103 en 104

Frases Clave: tekstboek blz. 53, bron E
                             tekstboek blz. 56, bron J





Slide 7 - Slide

Verschil tussen SER/ ESTAR/ HAY



.

Slide 8 - Slide

SER
Omschrijving:
- kleur (es azul, es rojo, etc.)
- maat (es grande, es pequeño)
- beschrijving van iets (es fantástica)
- beroep (es profesora, es doctor)
-karaktereigenschap (es amable)
- familie (es mi prima/ amiga)
- waar iets plaatsneemt (la fiesta es  en mi casa) 
 - wanneer iets plaatsneemt (la fiesta es a las ocho, es martes)




Slide 9 - Slide

ESTAR
Plaatsbepaling:
- dónde
- en
- al lado de
- cerca
-lejos





Slide 10 - Slide

Hay

Er is/ er zijn:

-Hoeveelheden (un, dos, tres)
-Grootheden (mucho, poco, bastante, suficiente)
- Er is geen (no hay)
-Alles zonder plaatsbepaling of omschrijvingen


Slide 11 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. yo = yo
2. tú = tú
3. él / ella/ usted = één naam/ enkelvoud
4. nosotros = ......... y yo 
5. vosotros = .......... y tú 
6. ellos/ ellas/ ustedes = twee namen/ meervoud

Slide 12 - Slide

Oefenen: Kies uit ser, estar of hay
  1. Hoy __________  lunes.
  2. En mi casa __________  tres dormitorios.
  3. ¿Dónde __________ tu hermana ahora?
  4. La película __________  muy interesante.
  5. En la fiesta __________  muchas personas.
  6. ¿Tú __________ seguro de la respuesta?
  7. Nosotros __________  estudiantes de español.
  8. No __________  suficiente (genoeg) tiempo para terminar.
  9. La ventana __________  abierta (open).
  10. __________  importante estudiar todos los días.

Slide 13 - Slide

Antwoorden: Kies uit ser, estar of hay
  1. Hoy es  lunes.
  2. En mi casa hay  tres dormitorios.
  3. ¿Dónde está tu hermana ahora?
  4. La película es  muy interesante.
  5. En la fiesta hay  muchas personas.
  6. ¿Tú estás seguro de la respuesta?
  7. Nosotros somos  estudiantes de español.
  8. No hay  suficiente (genoeg) tiempo para terminar.
  9. La ventana está  abierta (open).
  10. Es  importante estudiar todos los días.

Slide 14 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio pág. 97 en 98, ejerc. 26 a en 27
Hoe? Individueel in stilte
Hulp: Libro de texto pág. 56, fuente I
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Ik weet wanneer ik ser, estar of hay moet gebruiken
Klaar? Libro de ejercicio pág. 107, ejerc. 3 y 4

Slide 15 - Slide

Los deberes
Libro de texto: Lees de tekst van blz. 54, bron F
Libro de ejercicio: Maak opdr. 19 a, b en c van blz. 91

Leer hoe je de werkwoorden SER en ESTAR moet vervoegen (overhoring) Wanneer gebruik ik ser en wanneer estar en hay?

Slide 16 - Slide

¿Cuál era la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • kan ik de zinnetjes van frases clave in het Spaans opschrijven
  • weet ik wanneer ik ser, estar of hay moet gebruiken

Slide 17 - Slide

Wat doe je in de ochtend?
Blooket

play.blooket.com

Slide 18 - Slide

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 21 - Quiz

Quizlet
https://ap.lc/wzBbJ

Slide 22 - Slide

Las reglas:
Advertencia 1: Je krijgt nog een kans om beter te gedragen/ te 
                               luisteren
Advertencia 2: Je krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan
                                het einde van de dag bij mij inleveren. Ik bel je
                                 ouders om ze op de hoogte te stellen.
Advertencia 3:  Je wordt uit de klas gestuurd, je moet een gele kaart halen, je
                                 krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan het einde van de
                                 dag bij mij inleveren. Ik bel je ouders om ze op de hoogte te
                                 stellen.

Slide 23 - Slide

¿Cuál era la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • kan ik de zinnetjes van frases clave in het Spaans opschrijven
  • weet ik wanneer ik ser, estar of hay moet gebruiken

Slide 24 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Huiswerk
  • Overhoring: zinnetjes
  • Ser, estar en hay

Slide 25 - Slide

Las reglas:

  1. Als iemand praat is de rest stil
  2. Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
  3. Respect voor elkaar: we maken elkaar niet belachelijk
  4. Mobiele telefoon in je kluisje
  5. wc -> in de pauze, vóór of na de les

Slide 26 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weten wij wanneer wij de Spaanse toets gaan maken.
  • weet ik wat ik al weet van capítulo 6
  • weet ik wat ik nog moet leren van capítulo 6

Slide 27 - Slide