2KTL, Duits, NK7e, müssen, sollen

Willkommen in der Deutschstunde!
De werkwoorden müssen en sollen
Kun je het toepassen?

1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Willkommen in der Deutschstunde!
De werkwoorden müssen en sollen
Kun je het toepassen?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

In welke betekenis gebruik je
müssen?
A
moeten, een ander wil het.
B
moeten, het kan niet anders, noodzaak

Slide 6 - Quiz

Vertaal: ik moet, jij moet, hij moet
A
Ich muss, du musst, er musst
B
Ich musse, du musst, er muss
C
Ich muss, du musst, er muss
D
Ich müss, du müsst, er müsst

Slide 7 - Quiz

Vertaal: wij moeten,
jullie moeten,
u moet
A
wir müssen, ihr müsst, Sie müssen
B
wir müssen, ihr müsst, Sie müsst
C
wir müssen, ihr müssen, sie müssen
D
wir müssen, ihr musst, Sie müssen

Slide 8 - Quiz

''sollen'' gebruik je in de betekenis van:
A
moeten, noodzaak
B
moeten, een ander wil het.

Slide 9 - Quiz

Vervoeg in het Duits:
ik moet, jij moet, men moet
(een ander wil het)

Slide 10 - Open question

Kies de juiste vorm:
Meine Schwester muss / soll abwaschen, sagt meine Mutter.
A
soll
B
muss

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm: Du hast dein Bein gebrochen, Du musst / sollst zum Krankenhaus gehen!
A
sollst
B
musst

Slide 12 - Quiz

Selbstständig arbeiten
Aufgaben 9-12, fertig? Wiederholung & oefentoets H10

Slide 13 - Slide