Oefentoets H7 en H10 HV2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Oefentoets HV2

H7 & H10

Vertaal de woordjes

het balkon

zwart

de deuren

schlimm

schräg

Grammatik

Persoonlijke voornaamwoorden

Wat zijn ook alweer persoonlijke voornaamwoorden? Benoem een voorbeeld!

Hoe zeg je 'zonder mij'?

Hoe zeg je 'tegen jullie'?

Hoe zeg je 'voor jou'?

Hoe zeg je 'om haar'?

Hoe zeg je 'door hem'?

Hoe zeg je 'voor haar'?

Hoe zeg je 'door ons'?

Vertaal de woordjes

de vakantie

kunnen

das Zelt

Grammatik

Het werkwoord 'moeten'

In welke betekenis gebruik je
müssen?

1. moeten, een ander wil het.
2. moeten, het kan niet anders, noodzaak

Vertaal: ik moet, jij moet, hij moet

1. Ich muss, du musst, er musst
2. Ich musse, du musst, er muss
3. Ich muss, du musst, er muss
4. Ich müss, du müsst, er müsst

Vertaal: wij moeten,
jullie moeten,
u moet

1. wir müssen, ihr müsst, Sie müssen
2. wir müssen, ihr müsst, Sie müsst
3. wir müssen, ihr müssen, sie müssen
4. wir müssen, ihr musst, Sie müssen

''sollen'' gebruik je in de betekenis van:

1. moeten, noodzaak
2. moeten, een ander wil het.

Vervoeg in het Duits:
ik moet, jij moet, men moet
(een ander wil het)

Kies de juiste vorm:
Meine Schwester muss / soll abwaschen, sagt meine Mutter.

1. soll
2. muss

Kies de juiste vorm: Du hast dein Bein gebrochen, Du musst / sollst zum Krankenhaus gehen!

1. sollst
2. musst