Leesvaardigheid oefenen voor CE

Lezen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen 

Slide 1 - Slide

doelen
1) Aan het einde van de les weet ik hoe ik met lange en korte teksten om moet gaan.
2) Aan het einde van de les  kan ik informatie uit de vraag halen, wat ik bij die vraag moet doen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

informatie uit de vraag
Als je de vraag op de vorige slide bekijkt, kun je daaruit al wat informatie halen:

1) 'Hij' uit de uitspraken is gekoppeld aan 'de luiaard' in de vraag, niet aan andere personen/dieren uit de tekst.
2) 'Komt overeen' geeft aan dat het antwoord helemaal of gedeeltelijk overeenkomt. Let goed op kleine verschillen.

Slide 5 - Slide

Wat is volgens jou het juiste antwoord op deze vraag bij tekst 1:
'Welke uitspraak over de luipaard komt overeen met de tekst?'
A
Hij lag te slapen in de middenberm van de weg.
B
Hij raakte gewond bij het oversteken van een drukke weg.
C
Hij was bang geworden door het verkeer om hem heen.
D
Hij zat klem tussen de palen van de vangrail.

Slide 6 - Quiz

een lange tekst
Een lange tekst meteen gaan lezen kost veel tijd. Die tijd heb je niet bij je examen. Daarom is het belangrijk er zorgvuldig mee om te gaan. In de volgende stappen gaan we dieper op het maken van een lange tekst in.

Slide 7 - Slide

Lees alinea 1 
 Im Winter allerdings braucht sie das erst gar nicht zu versuchen, denn dann ist die Deutsche durch gewaltige Schneemassen von der Außenwelt abgesperrt. Für Monate. Manchmal bricht in dieser Zeit auch das Stromnetz in ihrem Örtchen zusammen. Eine Horror-Vorstellung für viele. Für Silvia ist die Einöde das Paradies. „Nirgendwo auf der Welt könnte ich glücklicher sein“, sagt sie. 

Slide 8 - Slide

Wat is volgens jou het juiste antwoord op de vraag:
„Im Winter … Örtchen zusammen.“ (Absatz 1)
Was beschreibt der Verfasser hier?
A
die idealen Wintersportbedingungen in Silvias Umgebung
B
die manchmal harten Lebensumstände in Silvias Gegend
C
die vergeblichen Versuche, Silvias Ort ans Energienetz anzuschließen
D
die wunderschöne Landschaft, in der Silvia lebt

Slide 9 - Quiz

lees alinea 2
Die gebürtige Kölnerin, die 2008  nach Norwegen auswanderte, ist rund um die Uhr in der Natur. Ihre
Leidenschaft sind die Schlittenhunde. Ihre rund 30 Tiere gehorchen Silvia aufs Wort. Mit Mitte 20 hatte sie ihre Leidenschaft für Husky-Rennen entdeckt, jetzt konnte sie ihren geliebten Tieren in Norwegen ihre ganz natürliche Heimat bieten. Bereits frühmorgens beginnt sie mit der
Versorgung der Huskys, dann folgt das Training bis abends. 

Slide 10 - Slide

Was macht der 2. Absatz über Silvias Schlittenhunde deutlich?
A
Die Hunde sind gut abgericht
B
Die Hunde stellen hohe Anforderungen an ihre Umgebung.
C
Die Hunde mögen nichts lieber, als durch die Landschaft zu rasen.
D
Die Pflege ihres Fells kostet viel Zeit.

Slide 11 - Quiz

Informatie uit vraag 3.
- Bekijk of in de vraag naar 'wat' of naar 'waarom' gevraagd wordt. Bij wat-vragen staat het antwoord in de buurt, waarom vaak iets verder van de alinea af. De voorbeeld vraag is een wat-vraag (Was schreibt der Verfasser hier?)

- (Absatz 1) geeft aan dat de vraag bij de eerste alinea (=Absatz) van de tekst hoort. Naar de rest van de tekst hoef je even niet te kijken.

- Zorg dat je weet (met behulp van een woordenboek) wat de vraag en de antwoordmogelijkheden betekenen. 

Slide 12 - Slide

Welke Duitse woorden uit de vorige vraag (vraag 3, slide 17) zou jij opzoeken in een woordenboek?

Slide 13 - Open question

lees alinea 3 
(3) Silvia ist nicht nur eine der mutigsten Auswanderinnen, sie ist mittlerweile auch Europas beste Schlittenhunderennen-Fahrerin. Bei bis zu minus 30 Grad nimmt sie an den härtesten Wettkämpfen teil. Über 1 000 Kilometer Rennstrecke sind für die dreifache Mutter kein Problem.
„Ich habe einfach niemals Angst und mag es extrem.“ 

Slide 14 - Slide

Welche Eigenschaft trifft dem 3. Absatz nach auf Silvia zu?
A
arrogant D unberechenbar
B
bescheiden
C
furchtlos
D
unberechenbar

Slide 15 - Quiz

vraag met stellingen
Als je de vraag met stellingen maakt, onthoud dan goed:

de hele stelling moet overeen komen met de tekst, anders is het antwoord fout/niet juist.

Vergelijk daarom de woorden die je in de tekst hebt gevonden met de woorden uit de stelling.

Slide 16 - Slide

lees alinea 4 
 Extrem fanden einige Leute sicher einst auch ihre Entscheidung, in die
Einöde Norwegens zu ziehen. Denn Silvia fasste den Entschluss völlig
spontan. Ohne die Sprache zu können. Und nur fünf Monate nach ihrem
ersten Besuch in dem Land. Damals hatte die Abenteurerin sich gleich
verliebt: „Die wilde Natur war vollkommen überwältigend. Ich konnte
einfach nicht mehr klar denken. Mein Herz schien zu schreien: Hier bist
du zu Hause.“

Slide 17 - Slide

Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet
overeenkomt met alinea 4.
Geef per stelling aan ‘wel’ of ‘niet’ in de
1 Silvia’s besluit om naar Noorwegen te verhuizen werd door de meeste
mensen uit haar omgeving afgekeurd.
2 Silvia heeft in slechts vijf maanden tijd Noors geleerd.
3 Silvia heeft tijdens haar eerste verblijf in Noorwegen een nieuwe
partner leren kennen.
4 Silvia voelde zich in het Noorse landschap meteen op haar plek.

Slide 18 - Open question

Stelling 1: extreem vinden -meeste mensen
Stelling 2: vijf maanden wordt genoemd in de tekst, maar met andere uitleg. 
Stelling 1: extreem vinden - sommige mensen.
Stelling 2: 'Ohne die Sprache zu können' = zonder de taal te kennen.

Slide 19 - Slide

lees alinea 5 
Nur bei dem Gedanken an ihre fünf Enkelkinder wird die sonst so
starke Silvia 7 . „Ich liebe es, Oma zu sein, hätte alle gern um mich“,
sagt sie. Zum Glück gibt es gegen die Sehnsucht ja Internet und Telefon.
Wenn Silvias norwegisches Örtchen nicht mal wieder von moderner
Technik und Außenwelt abgeschnitten ist.

Slide 20 - Slide

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke im 5. Absatz?
A
fröhlich
B
krank
C
schwach

Slide 21 - Quiz

lees het onderstaande stukje tekst 
Parkplätze: Auf dem Schulareal stehen keine Gratis-Autoparkplätze zur Verfügung. Fahrräder müssen in den
dafür vorgesehenen Fahrradkeller gebracht und abgeschlossen werden. Mopeds und Motorräder sind auf dem
Schulareal nicht erlaubt. 

Slide 22 - Slide

Nog wat handige tips!
1) Deel het te behalen punten door 4. Dan weet je hoeveel punten je per half uur moet halen. Zo kun je tijdens het examen controleren of je op schema loopt.

2) Loop je vast bij een tekst/vraag? Sla deze dan over en kom er later nog eens op terug.

3) Een woord opzoeken in een woordenboek kost veel tijd! Kijk dus goed of je zonder het woord ook verder kunt. 

4) Controleer of je aan het einde van het examen geen vragen open hebt gelaten. De meeste vragen zijn meerkeuze. Het is zonde van de punten om ze helemaal open te laten. 

5) Gebruik deze les als hulpmiddel. Hoe meer je oefent, hoe handiger je met deze teksten wordt. De voorbereiding voor je examen kost tijd en vergt oefening.

Slide 23 - Slide

Schüler .............
A
dürfen keine Fahrräder mit zur Schule bringen.
B
dürfen ihre Fahrräder auf den Schulhof stellen.
C
müssen ihre Fahrräder in einen speziellen Raum stellen.

Slide 24 - Quiz

En nu: oefenen!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide