Les 10 - V3.2 - ropa colores estampados + pepe

Clase de español - VVV
viernes, 25 de mayo2023
1 / 40
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Clase de español - VVV
viernes, 25 de mayo2023

Slide 1 - Slide

Escribe la fecha de hoy
día / mes / año
timer
0:30

Slide 2 - Open question

La clase anterior y los deberes

Slide 3 - Slide

Ejercicio A 
¡Escúchame!

Slide 4 - Slide

Ejercicio A (solución)
1 = E + H
2 = A + C
3 = D + G
4 = B + K
5 = L
6 = E + I
¡Escúchame!

Slide 5 - Slide

¿Qué llevan?
Kies een foto en schrijf drie zinnen (met llevar) wat de personen dragen op die foto (ropa y colores). Voer in op de volgende slide in lessonup
Ejercicio B
(deberes)

Slide 6 - Slide

Objetivo de la clase

Aan het einde van de les weet je hoe je moet zeggen welke print een kledingstuk heeft en van welke stof het is gemaakt.

Aan het einde van de les weet je hoe je moet vragen naar de prijs en hoe je moet zeggen hoeveel iets kost.

Slide 7 - Slide

vaqueros
zapatillas
botas
calcetines
abrigo
falda
vestido
camiseta
zapatos de tacón

Slide 8 - Drag question

El jersey
timer
0:10
A
het jasje
B
het t-shirt
C
het vestje
D
de trui

Slide 9 - Quiz

het t-shirt
timer
0:10
A
la camisa
B
el chandal
C
la camiseta
D
el jersey

Slide 10 - Quiz

El traje
timer
0:10
A
de pet
B
het pak (heren)
C
de armband
D
de jas

Slide 11 - Quiz

De jas
timer
0:10
A
la falda
B
el traje
C
la pulsera
D
el abrigo

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Link

los colores

Slide 14 - Slide

los colores

Slide 15 - Slide

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: los pantalones .... (zwart)
timer
0:15

Slide 16 - Open question

El vestido ..... (geel)
timer
0:15

Slide 17 - Open question

el cinturón ... (oranje)

Slide 18 - Open question

las botas ... (blauw)

Slide 19 - Open question

¿Qué verbo usamos para dragen van kleding? Vervoeg het ook!

Slide 20 - Open question

¿Hay preguntas?
El cumpleaños
Las tiendas y productos
La ropa y los colores

Slide 21 - Slide

Materiales 
Wat valt je op bij bijna alle stoffen?

Slide 22 - Slide

Estampados
Wat valt je op bij bijna alle printjes?

Slide 23 - Slide

Ejercicio 1 (deberes)
Bekijk dit interactieve filmpje en beantwoord de vragen die tijdens het kijken worden gesteld.

Slide 24 - Slide

7

Slide 25 - Video

Preguntar por el precio: valer / costar
¿Cuánto cuesta la falda negra?
¿Cuánto vale la falda negra?

¿Cuánto cuestan los vaqueros?
¿Cuánto valen los vaqueros?

Slide 26 - Slide

Decir el precio: valer / costar
La falda cuesta 15 euros con cincuenta céntimos
La falda vale 15 euros con cincuenta céntimos


Los vaqueros cuestan / valen treinta y nueve euros con noventa y cinco centímos

Slide 27 - Slide

Practicamos

Slide 28 - Slide

Practicamos

Slide 29 - Slide

¿Te acuerdas de la tarea?
Weet je nog waarom je dit allemaal moet weten/leren?
Tarea del tema 4: abre el reader por la página 5

Slide 30 - Slide

Heb jij je doel bereikt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Heb je het doel bereikt?
Zo ja, leg uit hoe?
Zo nee, leg uit waarom niet?

Slide 32 - Open question

Los deberes
Leren
La ropa, los colores, los materiales y estampados (s-n en n-s)
Leren hoe je naar de prijs vraagt en hoe je de prijs zegt.

Doen/maken: 
ejercicio 1 van les 10 in de lessonup

Slide 33 - Slide

00:07
¿Qué son "las rebajas"?

Slide 34 - Open question

00:27
La camiseta de manga larga es . . .
A
delunares
B
de rayas
C
de cuadros
D
de flores

Slide 35 - Quiz

00:48
La bufanda de este señor es
A
de cuadros
B
de rayas
C
de lunares
D
de flores

Slide 36 - Quiz

00:53
El bolso es . . .
A
amarillo
B
amarilla

Slide 37 - Quiz

02:11
Wanneer zeg je
1 - ¿Cuánto cuesta?
2 - ¿Cuánto cuestan?

Slide 38 - Open question

02:16
¿Cuánto cuesta la camiseta negra?
Er zijn meer antwoorden goed
A
Cuesta siete euros con noventa y cinco céntimos
B
Cuesta nueve euros con noventa y cinco céntimos
C
9,95 eur
D
7,95

Slide 39 - Quiz

02:36
Welke werkwoorden gebruiken we om te zeggen hoeveel iets kost?

Slide 40 - Open question