This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Woordenschat H4
Lesdoel:
de betekenis van een woord raden
met behulp van een tegenstelling
Slide 1 - Slide
Benodigdheden voor deze les:
Lesboek blz. 114 t/m 117
Je schrift om aantekeningen te maken over de theorie en opdracht 1,2
Online Nieuw Nederlands (inloggen via Magister) Klik in deze online methode H4 aan en ga naar H4 woordenschat
Deze les eerst in LessonUp en dan in je schrift werken
Volg de dia's in deze les om te weten wat je precies moet doen!
Slide 2 - Slide
Woordraadstrategieën
Er zijn verschillende manieren om de betekenis van een woord te raden:
zoek een synoniem (H1)
zoek een omschrijving of defintie (H2)
zoek een voorbeeld (H3)
zoek een tegenstelling (H4) --> dit behandelen we in deze les
zoek een bekend woorddeel (H5)
bekijk de afbeelding (H6)
Slide 3 - Slide
Vraag: wat is de betekenis van 'identiek' in de volgende zin:
De wiskundetoetsen voor havo en vwo zijn identiek, maar de beoordeling is verschillend.
Slide 4 - Open question
Uitleg:
Soms is de tegenstelling een heel ander woord.
Bijvoorbeeld:
netjes --> slordig
slim --> dom
globaal --> gedetailleerd
Slide 5 - Slide
Uitleg:
Soms bevat de tegenstelling een stukje van het basiswoord, maar dan met voorvoegsel of een ander voorvoegsel.
Basiswoord met een voorvoegsel:
symmetrisch --> asymmetrisch
zorgvuldig --> onzorgvuldig
Basiswoord met een ander voorvoegsel:
ingang --> uitgang
optimist --> pessimist
Slide 6 - Slide
Uitleg:
Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord, zoals maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover.
Kijk maar naar deze zin:
De wiskundetoetsen voor havo en vwo zijn identiek, maar de beoordeling is verschillend.
signaalwoord
tegenstelling van identiek
Slide 7 - Slide
Ga naar de methode Nieuw Nederlands online methode.
Klik op H4 en ga naar H4 woordenschat tegenstellingen
Je vindt hier een uitlegfilmpje. Het is goed om dit filmpje ook even te bekijken.
Slide 8 - Slide
Maak nu opdracht 1, 2 in je schrift en opdracht 3 in lessonup.
(Lesboek blz. 114/115)
Let op:
Uitleg van opdracht 1 vind je in de volgende dia.
Opdracht 3 maak je via LessonUp (niet in je schrift)!
Slide 9 - Slide
Uitleg opdracht 1 (blz. 114)
In deze tabel zie je andere woorden dan in je lesboek, maar dan heb je een idee wat de bedoeling is. Deze tabel maak je in je schrift. Je vult de tien woorden in die in je lesboek bij opdracht 1 staan.
Slide 10 - Slide
Opdracht 3
Deze opdracht maak je hier en niet in je schrift.
Kies hieronder drie woorden uit waarmee je een zin gaat maken (de woorden komen uit de tekst van opdracht 2):
recente irrelevante
mentale essentiële
misvatting fitte
inactieve (zie volgende dia -->)
Slide 11 - Slide
Opdracht 3
Maak met elk woord een zin waaruit de betekenis van het woord duidelijk wordt. Gebruik in je zin een tegenstelling en een signaalwoord.
Voorbeeld:
leken - De leken wisten niet hoe die machine werkte, de deskundigen daarentegen hadden geen probleem met de bediening.
woord = leken
tegenstelling van leken = deskundigen
signaalwoord = daarentegen
Slide 12 - Slide
Vul hier je antwoord in. Doe het zo: 1. ... (je eerste gekozen woord) - ... (de zin met een tegenstelling en een signaalwoord)
Slide 13 - Open question
Vul hier je antwoord in. Doe het zo: 2. ... (je tweede gekozen woord) - ... (de zin met een tegenstelling en een signaalwoord)
Slide 14 - Open question
Vul hier je antwoord in. Doe het zo: 3. ... (je derde gekozen woord) - ... (de zin met een tegenstelling en een signaalwoord)
Slide 15 - Open question
Controle....
Opdracht 1, 2 in je schrift gemaakt?
Opdracht 3 in deze les (vorige dia's) gemaakt?
Dan ben je klaar met woordenschat voor deze dag. Je antwoorden volgen deze week. We gaan dan ook verder met oefening 4 t/m 7.
Vragen? Zie volgende dia!
Slide 16 - Slide
Vragen? Stel ze hier!
Slide 17 - Open question
Ben je klaar met 1,2,3?
Ga dan verder met opdracht 4,5,6,7 in je schrift. Lever daarna alle opdrachten in Teams.