hv1q wo 6 apr - 1 wrd

Welkom hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Leesboek
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom hv1q!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • lezen in je leesboek

  • leren over woordenschat 
  • en over de woordraadstrategieën; tegenstellingen

  • we maken opdrachten over dit onderwerp

Slide 2 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat woordraadstrategieën zijn 
  • voor tegenstellingen
  • en hoe je deze gebruikt

Slide 3 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Woordraadstrategie - tegenstelling
We hebben het gisteren gehad over de woordraadstrategie zoeken naar voorbeelden. Een andere woordraadstrategie is: zoek een tegenstelling.

De betekenis van een moeilijk woord kun je soms vinden doordat er een tegenstelling van dat woord in de tekst staat:
  • De wiskundetoetsen voor havo en vwo zijn identiek, maar de beoordeling is verschillend.

Slide 5 - Slide

Woordraadstrategie - tegenstelling
Je kunt tegenstellingen herkennen aan de vorm. 
  • Het basiswoord + voorvoegsel, a-, on-, il-, in-, im-, ir-
    sociaal - asociaal
    relevant - irrelevant
    zorgvuldig - onzorgvuldig
    actief - inactief
    Deze voorvoegsels geven het woord de betekenis niet-

Slide 6 - Slide

Woordraadstrategie - tegenstelling
Je kunt tegenstellingen herkennen aan:
  • vervanging van het voorvoegsel; behandelen - mishandelen
  • een heel ander woord; flauw - scherp
  • een tegenstelling komt vaak na een signaalwoord; maar, anderzijds, echter, daarentegen... etc

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 2, 4, 5 en 7 van
hoofdstuk 4 - woordenschat 
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op. 
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over woordraadstrategieën. 
Klaar? Dan maak je opdracht 3 en 6.
                                                           


timer
15:00

Slide 8 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat woordraadstrategieën zijn 
  • voor voorbeelden en tegenstellingen
  • en hoe je deze gebruikt

Klopt dit? 

Slide 9 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Woordraadstrategie?
Voorbeelden zijn handig om achter de betekenis van een woord te komen dat je nog niet kent. 

Als je in een tekst een woord tegenkomt dat je nog niet kent kun je op zoek gaan naar een voorbeeld in de tekst. 
Zo weet je wat de schrijver bedoelt. 

Slide 11 - Slide

Woordraadstrategie - voorbeeld
  • Voorbeelden staan vaak tussen haakjes,  komma's of streepjes;
    Voor veel functies (hovenier, kok) moet je na de middelbare school een beroepsopleiding volgen. 
  • Voorbeelden staan vaak na signaalwoorden als 
    bijvoorbeeld, zoals... etc.;
    Mijn opa houdt erg van schaaldieren, zoals kreeft, krab en garnalen.

Slide 12 - Slide

Woordraadstrategie - voorbeeld
  • Voorbeelden staan vaak na een dubbele punt;
    Emma is een echte techneut: ze repareert alles met gemak.
  • Voorbeelden staan vaak voorafgaand aan een moeilijk woord;
    Ik houd van lezen; ik ben een echte boekenwurm.

Dus, ken je een woord niet?
Probeer dan in de tekst te zoeken naar een voorbeeld

Slide 13 - Slide

Woordraadstrategie - tegenstelling
We hebben het gisteren gehad over de woordraadstrategie zoeken naar voorbeelden. Een andere woordraadstrategie is: zoek een tegenstelling.

De betekenis van een moeilijk woord kun je soms vinden doordat er een tegenstelling van dat woord in de tekst staat:
  • De wiskundetoetsen voor havo en vwo zijn identiek, maar de beoordeling is verschillend.

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 2, 4, 5 en 7 van
hoofdstuk 4: woordenschat op de Chromebooks
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op. 
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over woordraadstrategieën. 
Klaar? Dan maak je opdracht 1, 3 en 6.
                                                           


timer
15:00

Slide 15 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat woordraadstrategieën zijn 
  • voor tegenstellingen
  • en hoe je deze gebruikt

Klopt dit? 

Slide 16 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • lezen in je leesboek

  • leren over grammatica: werkwoordelijk gezegde

  • we maken opdrachten

Slide 17 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:

  • wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Slide 18 - Slide

Grammatica - wat weet je nog?

Slide 19 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
De persoonsvorm en het onderwerp ken je al. 

Een ander zinsdeel is het werkwoordelijk gezegde (wg), 
dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin.

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 20 - Slide

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden, als die er zijn.
  • Zullen / we (ow) / morgen / samen / een cadeau / kopen / in de stad? 
     wg
    = zullen kopen
  • Peter (ow) / nodigt / familie en vrienden / uit / voor zijn verjaardag.    wg = nodigt uit (want het hele werkwoord is uitnodigen)

Slide 21 - Slide

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?
Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan,
horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Mijn zusjes (ow) / zitten / hun huiswerk / te maken.
wg = zitten te maken

  • Zijn / die scholieren (ow) / over hun docent / aan het roddelen?
wg = zijn aan het roddelen

Slide 22 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1, 2 en 3 
van hoofdstuk 3: grammatica - zinsdelen in je schrift
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.  Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 15 minuten.
Resultaat? Je leert over het werkwoordelijk gezegde.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 en 5.
                                                           

timer
15:00

Slide 23 - Slide

Doelen van deze les
Je weet nu: 

  • wat het werkwoordelijk gezegde is;
  • hoe je deze herkent
  • en hoe je deze vindt in een zin

Slide 24 - Slide

Hoe ging het?

  • Wat vind je makkelijk? 
  • Wat vind je lastig? 
  • Waar wil je meer uitleg over? 

Slide 25 - Slide