NN6 HV2 - H3: WG of NG?

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Wat gaan we deze les doen?

• Terugblik Zinsdelen H2
  
• Uitleg Zinsdelen H3
• Oefenen!

Huiswerk

Vrijdag 18 november:

H3 Gram. Zinsdelen: Opdracht 1 t/m 5

Doel van deze les:

Ik kan een onderscheid maken tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde.

Terugblik Zinsdelen H2

Denk in stilte na over de volgende twee vragen:

• Wat is het werkwoordelijk gezegde?
• Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Terugblik Zinsdelen H2

• Wat is het werkwoordelijk gezegde?
• Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Wissel je antwoorden uit met degene naast je.

Terugblik Zinsdelen H2

• Wat is het werkwoordelijk gezegde?
• Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Klassikaal bespreken!

Jongens kunnen harder lopen dan meisjes.

1. Het onderwerp doet iets in deze zin.
2. Het onderwerp is iets in deze zin.

Jongens kunnen harder lopen dan meisjes.

1. Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
2. Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Jongens zijn altijd al sneller dan meisjes geweest.

1. Het onderwerp doet iets in deze zin.
2. Het onderwerp is iets in deze zin.

Jongens zijn altijd al sneller dan meisjes geweest.

1. Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
2. Deze zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

WG of NG?

Grammatica Zinsdelen H3 gaat over het verschil tussen WG en NG. 

Zinsdelen

• persoonsvorm (pv)

     tijdproef, getalproef (vraagzin)

• onderwerp (ow)

      Wie/(wat) + pv?

• werkwoordelijk gezegde (wg)

     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

• lijdend voorwerp (lv)
  

     Wat/Wie + wg + ow ?

• naamwoordelijk gezegde (ng)
  

     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is

        - werkwoordelijk deel: 9       

           koppelwerkwoorden

        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken

• meewerkend voorwerp (mv)

     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

• bijwoordelijke bepaling (bwb)

     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       

     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 

LET OP

• Een zin met een naamwoordelijk gezegde bevat geen lijdend voorwerp.
• Een werkwoordelijk gezegde bevat alleen werkwoorden.

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.

1. blijkt = het werkwoordelijk deel
2. blijkt worden = het werkwoordelijk deel
3. blijkt te worden = het werkwoordelijk deel

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.

1. onze aanvoerder = naamwoordelijk deel
2. onze aanvoerder = lijdend voorwerp

Wat is het naamwoordelijk gezegde in:

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.

KORTOM:

In een zin zit dus:

• een werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin), waarbij het onderwerp iets doet.

óf

• een naamwoordelijk gezegde, waarbij het onderwerp iets is (of wordt, blijft, etc.)

                 kww + antwoord op de vraag: Wat+PV+OW+overige ww

                 Het naamwoordelijk deel noteer je [tussen vierkante haken]

Aan de slag!

Maak H3 Gram. Zinsdelen: opdr. 1 t/m 5.

Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.

Werk uit het boek!

Klaar? 

Maak een samenvatting, oefen via NN Online of lees in je leesboek.

Check?

Noteer: NG, werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.
Zal zij ooit verstandig worden?

Noteer: NG, werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.
Zij wordt hoofd van de kraamafdeling.

WG of NG
Door de wegblokkades werden de overvallers snel opgepakt.

1. WG
2. NG

WG of NG
De Soemerische beschaving schijnt een van de oudste ter wereld te zijn

1. WG
2. NG

Huiswerk

Vrijdag 18 november:

H3 Gram. Zinsdelen: Opdracht 1 t/m 5