WRE 2TN - Cursus Spelling - Verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Maak de instapopdracht die op je tafel ligt zelfstandig.

Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§6/7 Verkleinwoorden

Voordat we beginnen:

WELKOM 2TN

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

P L A N N I N G

Cursus 7 - Spelling

1. Lesdoelen

2. Instapopdracht nakijken

3. Herhalingsvragen

4. Uitleg: verkleinwoorden

5. Zelfstandig werken

6. Afsluiten

• Je leert wat verkleinwoorden zijn;
• Je leert verkleinwoorden op je juiste manier spellen.

Lesdoelen

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Wat is het meervoud van sloot?

1. slooten
2. sloots
3. sloten
4. slotten

Wat is het meervoud van huis?

1. huizen
2. huisen
3. huissen
4. huizzen

Wat is het meervoud van golf?

1. golfen
2. golven
3. golffen
4. golvven

Welk woord schrijven we met een hoofdletter?

1. kerstbal
2. kerstboom
3. kerstkaart
4. kerstmis

Welk woord schrijven we met een hoofdletter?

1. maandag
2. weekend
3. maart
4. surinaamse

In welke zin staat de komma op de juiste plaats?

1. Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.
2. Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie omdat, daar fjorden zijn.
3. Ik wil graag naar Noorwegen op, vakantie omdat daar fjorden zijn.
4. Ik wil graag naar Noorwegen, op vakantie omdat daar fjorden zijn.

§6/7 Verkleinwoorden

Verkleinwoorden

Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken: boek-boekje, potlood-potloodje

Soms moet je ook nog iets anders doen:

broer -> broertje

raam -> raampje

buiging -> buiginkje

wandeling -> wandelingetje

zon -> zonnetje

pizza -> pizzaatje

saté -> sateetje

baby -> baby'tje

Verkleinwoorden

1. woningkje
2. woninkje
3. woningetje

Verkleinwoorden

1. tostietje
2. tosti'tje
3. tostie'tje
4. tostitje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?

1. kano'tje
2. kanotje
3. kanoo'tje
4. kanootje

Verkleinwoorden

1. laatje
2. ladetje
3. la'tje
4. latje

Verkleinwoorden

1. colaatje
2. cola'tje
3. cola-tje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?

1. Armetje
2. Armkje
3. Armje
4. Armpje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van lolly?

1. lollytje
2. lollietje
3. lollyetje
4. lolly'tje

Een verkleinwoord is altijd een ..... ?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Verkleinwoorden

1. harinkje - omaatje - cafeetje
2. haringetje - omaatje - cafeetje
3. harinkje - omaatje - cafétje
4. harinkje - oma'tje - cafétje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?

1. appeltje
2. appelje
3. appel'tje
4. appeletje

Zelfstandig werken

Wat :	Basis : opdracht 1 tot en met 4 (blz. 228-229) Kader : opdracht 1 tot en met 4 (blz. 236-237)
Hoe :	Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp :	De 4 B's (poster whiteboard)
Tijd :	10 minuten
Klaar :	Kiezen uit: - Oefenen in de online trainer met cursus spelling - Samenvatting maken van Cursus 7 Spelling - Quizvragen bedenken over Cursus 7 (daarna inleveren)

ZELFSTANDIG WERKEN

• Je leert wat verkleinwoorden zijn;
• Je leert verkleinwoorden op je juiste manier spellen.

Lesdoelen