week 23

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
- leren /vragen So
- SO maken
Spaans weetje
- muy mucho
- vertaalzinnen


Semana 23
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
- leren /vragen So
- SO maken
Spaans weetje
- muy mucho
- vertaalzinnen


Semana 23

Slide 1 - Slide

A estudiar un ratito
Leerdoel: SO 

Slide 2 - Slide

SO
Leerdoel: SO 

Slide 3 - Slide

Betrouwbaar- fiable
1) Aannemelijk 2) Authentiek 3) Best 4) Beter 5) Bonafide 6) Braaf 7) Degelijk 8) Deugdelijk 9) Deugdzaam 10) Eerlijk 11) Fair 12) Fideel 13) Fijn 14) Geheid 15) Geloofwaardig

Slide 4 - Slide

Kippen in Aragón voorspellen regen als eeuwenoude wijsheid
https://spanjevandaag.com/01/06/2025/kippen-aragon-voorspellen-regen-als-eeuwenoude-wijsheid/
In de bergdorpen van de Spaanse Pyreneeën vertrouwen herders niet alleen op moderne weersvoorspellingen, maar ook op eeuwenoude volkswijsheden. Een bekend Aranees gezegde luidt: “Si se revulcan as gallinas, ya tiens l’agua encima”, wat betekent: “Als de kippen zich in het stof wentelen, heb je de regen al boven je hoofd”.

Slide 5 - Slide

Zeldzame ‘blauwe 
draak’ duikt na 
drie eeuwen op 
bij Mallorca
https://spanjevandaag.com/01/06/2025/zeldzame-blauwe-draak-duikt-na-drie-eeuwen-op-bij-mallorca/
Een opvallende ontdekking in de wateren bij Mallorca, waar in het noordwesten van het eiland, nabij de Serra de Tramuntana, een zeldzaam exemplaar van de ‘blauwe draak’ (Glaucus atlanticus) werd gevonden. Het is de eerste keer sinds het jaar 1705 dat dit mysterieuze zeewezen is gesignaleerd in de Balearen.

Slide 6 - Slide

Los deberes
Week 23 So Spaans:
Grammatica:
•Vorm en verschil van de werkwoorden; hay, estar, ser.
• Vorm en betekenis van de werkwoorden; ir,
seguir, jugar, conocer, coger.
• De voorzetsels A, EN en DE.
Woordjes:
Blok 1 TM 4 uit de woordenlijst SP en NL-SP:
  • Woorden uit de leestekst p. 101
  • Voorzetsels
  • Vervoersmiddelen
  • Mijn stad/dorp/wijk





Los deberes

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Leerdoelen
  •  Ik kan de woorden van hoeveelheid gebruiken.
  • Ik ken woordenschat die met de stad te maken hebben.
  • Ik kan de wegwijzen
  • ik kan de werkwoorden ser, estar en hay gebruiken

Leerdoelen

Slide 9 - Slide

Los adverbios Bijwoorden
Bijwoorden
Een bijwoord zegt iets (geeft informatie over) een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Een bijwoord verandert niet qua vorm.
Voorbeelden:
Juan es muy inteligente. → muy zegt iets over inteligente (=bijvoeglijk naamwoord)
Juan is heel/erg intelligent.
Luisa habla mucho. → mucho zegt iets over habla (=werkwoord)
Luisa praat veel.
Ellos hablan muy bien el español. → muy zegt iets over bien (=bijwoord)
Zij praten heel goed Spaans.
 

librito p.25 
bijwoorden

Slide 10 - Slide

Los adjetivos Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of een toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het zelfstandig
naamwoord waar het iets over zegt → mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud.

Voorbeelden:
Hace mucho calor. → mucho zegt iets over calor. Calor is mannelijk enkelvoud.
Het is erg warm.
Hay mucha gente. → mucha zegt iets over gente. Gente is vrouwelijk enkelvoud.
Er zijn veel mensen.
Juan lee muchos libros. → muchos zegt iets over libros. Libros is mannelijk meervoud.
Juan leest veel boeken.

librito p.25  bijvoeglijke naamwoorden

Slide 11 - Slide

MUY - MUCHO
MUY betekent heel of erg. Muy is een bijwoord en past zich dus niet aan.
MUCHO betekent veel. Mucho (veel/erg) kan worden gebruikt als:

1. Bijwoord (mucho):
Juan come mucho. → mucho zegt iets over come (=werkwoord)
Juan eet veel.

2. Bijvoeglijk naamwoord (mucho/mucha/muchos/muchas):
Este médico tiene mucha experiencia. → mucha zegt iets over experiencia
Deze arts heeft veel ervaring. (vrouwelijk enkelvoud)
librito p.26

Slide 12 - Slide

MUY - MUCHO
Let op de volgorde van de woorden! Zie hieronder:
librito p.26

Slide 13 - Slide

Los domingos descanso ....
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 14 - Quiz

Quiero comprar una casa, pero no tengo .... dinero.
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 15 - Quiz

Mi cama es ... cómoda.
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 16 - Quiz

Tengo ... bicicletas.
A
muy
B
mucho
C
muchas
D
muchos

Slide 17 - Quiz

Vivo ... cerca de aquí.
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 18 - Quiz

En la ciudad hay ... restaurantes
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 19 - Quiz

Estudio ... para el examen de español.
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 20 - Quiz

En Madrid vive ... gente.
A
muy
B
mucho
C
mucha
D
muchos

Slide 21 - Quiz

Los adverbios
Bijwoorden van hoeveelheid

adverbios
poco = weinig
bastante = tamelijk, behoorlijk
mucho = veel
demasiado = teveel
librito p.25 
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 22 - Slide

De woorden van hoeveelheid
librito p.26

Slide 23 - Slide

Sleep het verkeerde bijwoord naar de prullenbak.
2. Jaime come                                              . Solo una ensalada y una fruta.
1. Jaime no va al gimnasio. No le gusta                                        hacer deporte.
3. Todos los días leo el periódico. Leo                                             . 
4. Mi padre trabaja doce horas al día. Trabaja                                                        .      
[poco]
[mucho]
[demasiado]
[poco]    
[bastante]
[demasiado]
[bastante]   
[poco]

Slide 24 - Drag question

Sleep het verkeerde bijvoeglijke naamwoord naar de prullenbak.
2. Aquí hay                                                                                      personas.
1. Mi ciudad tiene                                                                     parques.
3. Hace 39 grados. ¡Tengo                                                                    calor!             
4. En el mundo hay                                                                              medios de transporte.           
[poca]
[muchos]
poco
[bastante]  
[bastantes]
[demasiado]
[bastantes]
[pocos]
bastante]
[demasiadas]  
[mucho]
[muchas]

Slide 25 - Drag question

Vertaal de volgende zinnen
  1. De bioscoop is op de hoek.
  2. Het attractiepark is naast het station.
  3. Ga rechtdoor en neem de vijfde straat rechts.
  4. Steek de de straat over en sla links af.
  5. Aan het eind van de laan bevindt zich het politiebureau.
  6. De postcode van de apotheek is 28042.
  7. Neem de derde straat links en vervolg (de weg) tot aan de kledingwinkel.
  8. Het dorp heeft een voetbalveld en een zwembad nodig.

Slide 26 - Slide

Vertaal de volgende zinnen
  1. El cines está en la esquina.
  2. El parque de atracciones está al lado de la estación. 
  3. Sigue todo recto y coge/toma la quinta calle a la derecha. 
  4. Cruza la calle y gira a la izquierda.
  5. Al final de la avenida está la comisaría.
  6. El código postal de la farmacia es 28042.
  7. Coge/Toma la tercera calle a la izquierda y sigue hasta la tienda de ropa.
  8. El pueblo necesita un campo de fútbol y una piscina.  

Slide 27 - Slide

Hay/ser/estar
leerdoel: ik ken het verschil tussen hay,ser en estar
Maak de vragen compleet door de juiste vorm van ser, estar of hay in te vullen. Beantwoord de vragen in een hele zin en maak zo een verhaaltje in het Spaans over jouw dorp/stad.  

Slide 28 - Slide

¿dónde está Wally?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video