week 8 De ziekte van Parkinson A2

Parkinson
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Parkinson

Slide 1 - Slide

wat weet je al van Parkinson?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Substantia Nigra
  • Substantia nigra / zwarte kern :
Soepel laten verlopen van bewegingen
  • Contact tussen zenuwcellen vindt plaats met behulp van : Neurotransmitters
neuro = zenuw / transmitter = overbrengen 
  • De cellen van substantia nigra produceren, dopamine.
Parkinson = steeds minder dopamine in de hersenen aangemaakt.  
  • Dopamine is een neurotransmitter (boodschapperstof), om de elektrische prikkel over te brengen van de ene naar de andere zenuwcel. 
  • Dopamine zorgt er ook voor dat we ons tevreden en beloond voelen.





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Bradykinesie
Substantia-nigra
Dopamine
Maskergelaat
Rigiditeit
Tremor


Neuro
transmitter

Dopamine 
producerende 
cellen
traagheid 
van
bewegingen
sombere 
gezichts-
uitdrukking
Stijfheid
van'
spieren
Beven

Slide 8 - Drag question

Parkinson is een:
A
Ziekte van de bloedvaten
B
Ziekte van het hart
C
Ziekte van de hersenen
D
Ziekte van de zenuwen

Slide 9 - Quiz

oorzaak en prevalentie
oorzaak is onbekend:
  • Genetisch met verhoogde kans?
  • Omgevingsfactoren; Platteland / pesticiden?
  • Achteruitgang van hersenen?
  • Stoornis in eiwitstofwisseling?

prevalentie:
  • Gem. leeftijd 45 - 60 jaar
  • 1 op 14 diagnose jonger dan 40 jaar
  • 1 op de 300 mensen boven de 60 jaar krijgt Z. van Parkinson
  • +/- 53.000 personen in Nederland in 2020


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welke motorische symptomen kunnen jullie noemen?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Welke niet-motorische symptomen kennen jullie?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Geestelijke problemen
  • Problemen met organiseren en plannen
  • Traagheid in denken
  • Dwangmatigheid
  • Depressief
  • Hallucinaties
  • Achterdocht
  • Geheugen-/concentratieproblemen
  • Parkinsondementie syndroom

Slide 16 - Slide

Problemen in sociale omgang
  • Gesprekken (tijdens verjaardagen) of in grote groepen kosten heel veel energie.

  • Traagheid in denken vormt een probleem bij deelname aan sociale activiteiten.

  • Bij stress voor deelname aan sociale activiteiten is er kans op toename klachten (tremoren)

  • Verminderd initiatief wekt de indruk van desinteresse van de patiënt.

  • Wisseling in klachtenpatroon is inherent aan het ziektebeeld, dit wordt door de omgeving vaak niet begrepen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

parkinsonisme
1. Bij de ziekte van Parkinson

2. Parkinsonisme als gevolg van medicatie: anti depressiva, antipsychotica, medicatie tegen duizeligheid en misselijkheid en anti-epileptica.
symptomen nemen af bij vermindering of stoppen medicatie, maar bijv. moeilijkheid met lopen kan blijvend zijn. 

3. Multi systeem atrofie of MSA; verzamelnaam voor ziekten waarbij meerdere delen van de hersenen vroegtijdig verouderen en afsterven. Zeldzaam en niet erfelijk. Gemiddelde levensverwachting is 10 jaar na het ontstaan van de eerste klachten. De oorzaak is vaak onbekend. 
Verschijnselen: balansstoornissen, coördinatiestoornissen, bewegingstraagheid, bewegingsarmoede, stijfheid, spraakstoornissen, slikstoornissen, voorovergebogen hoofd,
autonome verschijnselen zoals obstipatie, mictieproblemen, overmatig of juist verminderd transpireren, erectiestoornissen en orthostatische hypotensie.

Slide 20 - Slide

vervolg parkinsonisme
4. Progressieve supranuclaire paralyse of PSP: Progressieve hersenziekte waarbij neuronen in vooral de basale ganglia en de hersenstam afsterven, en die gepaard gaat met een ernstige valneiging en een verlamming van de oogbewegingen. Gemiddelde levensverwachting is 6 jaar vanaf het begin van de ziekte.
Verschijnselen:
niet meer omhoog en omlaag kunnen kijken zonder het hoofd te bewegen, Balansstoornissen (achterovervallen),
verandering in spraak, slikproblemen, cognitieve problemen, applause sign, gedragsverandering, emotioneel labiel,
 stijfheid, typische houding met opgeheven hoofd en rechte rug lopen en zitten,
vanaf het begin van de ziekte komen deze verschijnselen aan beide zijde van het lichaam voor, terwijl dit bij de ziekte van Parkinson slechts aan een zijde van het lichaam voorkomt.



Slide 21 - Slide

vervolg parkinsonisme
5. corticobasale degeneratie of CBDG; is een zeldzame vorm van parkinsonisme waarbij delen van de hersenen kleiner worden. De Levensverwachting na aanvang van de ziekte is 5 jaar.
Verschijnselen zijn: stijfheid, apraxie, het gevoel hebben dat een lichaamsdeel niet meer bij je hoort, gevoelsstoornis in de ledematen, Dystonie van de ledenmaten (dat is het aannemen van abnormale houding door het gelijktijdig samentrekken van een reeks spieren).

6. Lewy Body dementie of DLB; hier staat de cognitieve achteruitgang op de voorgrond. 
Verschijnselen zijn; visuele hallucinaties, cognitieve problemen, traagheid, stijfheid, sterke wisseling van klachten, Balansproblemen, soms tijdelijk bewustzijnsverlies, overgevoeligheid voor anti-psychotica.

7. Vasculair parkinsonisme; deze vorm van parkinsonisme treedt op als er meerder gebieden in de hersenen zijn aangedaan door herseninfarcten of bloedingen.
Verschijnselen zijn: spierstijfheid, bewegingsarmoede, bewegingstraagheid, balansstoornissen, wisselingen in cognitieve functies.





Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

De ziekte van Parkinson ontstaat bij de meeste patiënten na het 60e jaar.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Komt Parkinson vaker voor bij mannen of bij vrouwen?
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Beide ongeveer hetzelfde
D
Dat is onbekend

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Parkinson is met medicatie te genezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Wat behoort tot de eerste 'vage' klachten van Parkinson?
A
Trillen, freezing, verminderd ruiken
B
Obstipatie, evenwichtsproblemen, stijve spieren
C
Obstipatie, verminderd ruiken, slaapstoornissen
D
Trillen, wanen/hallucinaties, slaapstoornissen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Parkinson kan erfelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz




Tijdens de ON-periode kan de patiënt zelfstandig lopen en aankleden, is verstaanbaar, vlot in zijn reacties en vrolijk.




Tijdens de OFF-periode kan de patiënt niet lopen, is ADL afhankelijk, reageert traag, praat onverstaanbaar en is vaak somber.

On/off fenomeen

Slide 31 - Slide

BEHANDELING
  • Medicatie
  • Therapie
  • Acceptatie
  • Voedingstoestand
  • Operatie

Slide 32 - Slide

Medicatie
Soorten medicatie:
  1. - levodopa (stof die omgezet wordt naar dopamine) is een samenstelling van madopar en sinemet. 
  2. - dopamine-agonisten, (bootsen werking dopamine na) zoals; sifrol en apomorfine.
Deze dienen ingenomen te worden met water, thee, koffie zonder melk, tomatensap, bouillon of moes. Niet met vruchtensap, omdat dit de tablet sneller oplost.

  • Therapietrouw is belangrijk.
  • Afwijkende inname tijd kan gevolgen hebben voor de hele dag
  • Tijden aanpassen aan situatie patiënt
  • Opname sinemet en madopar afhankelijk van maaglediging en voedselopname

Slide 33 - Slide

Logopedie
  • Richt zich op:
  • Spraakproblemen
  • Taal en communicatie problemen
  • Kauw en slikproblemen.
  • Problemen met speekselbeheersing

Slide 34 - Slide

Ergotherapie
  • Biedt ondersteuning op het gebied van:
  • Wonen
  • Werken
  • Vrije tijdsbesteding

Zoekt samen met de patiënt naar oplossingen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven functioneren



Slide 35 - Slide

Fysiotherapie
Richt zich op:
  • Balans( valpreventie)
  • Transfers, reiken en grijpen
  • Verbeteren van bewegingen
  • Verbeteren van het lopen
  • Onderhoud van kracht en uithoudingsvermogen
  • Informatie geven over veiligheid
  • Adviseren en begeleiden van partner en verzorging
  • Preventie van contracturen, decubitus, pijn en pneumonie

Slide 36 - Slide

Maatschappelijk werk
  • Psycho sociale interventies voor patiënt en partner
  • Voorlichting over zorg en hulp
  • Bemiddeling en belangenbehartiging
  • Hulp om te leren omgaan met de ziekte
  • Verwijzen naar lotgenotencontactgroepen
  • Het mede organiseren van zinvolle contacten en activiteiten
  • Benaderingsadviezen geven aan familie en omgeving

Slide 37 - Slide

psycholoog
De psycholoog biedt de volgende interventies.
  • diagnostiek van cognitieve, emotionele en gedragsmatige veranderingen.
  • cognitieve training om inzicht te krijgen in de cognitieve beperkingen en leren van technieken/ strategieën ter compensatie.
  • individuele behandeling van psychische klachten, zoals depressie en angst.
  • Begeleiden van de patiënt en diens zorgsysteem door middel van het benaderingsadviezen gericht op de cognitieve, emotionele en gedragsmatige veranderingen t.g.v. de ziekte.

Ongeveer 70% van de parkinsonpatiënten ontwikkeld een dementie.


Slide 38 - Slide

De gespecialiseerd Parkinsonverpleegkundige
  • Zijn verbonden aan het ziekenhuis.
  • Werken samen met neurologen om een zo goed mogelijke zorg te kunnen bieden.
  • Coördineren na de diagnose parkinsonisme alle zorg die de patiënt nodig heeft en stelt een behandelplan op.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Slide