herhaling t/m bwb les 1 klas 2

programma vandaag
10 minuten lezen.
- herhalen theorie grammatica zinsontleding t/m bwb via Lesson up 
- oefenen zelfstandig online of samen met mij nog enkele zinnen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

programma vandaag
10 minuten lezen.
- herhalen theorie grammatica zinsontleding t/m bwb via Lesson up 
- oefenen zelfstandig online of samen met mij nog enkele zinnen

Slide 1 - Slide

 doel
Jij kan weer zinnen ontleden tot en met de bijwoordelijke bepaling.

Slide 2 - Slide

Maak de diagnostische toets (10 min.)
stappenplan zinnen ontleden (de basis)
persoonsvorm 
zinsdelen
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

Stap 1
Zoek de persoonsvorm.

Slide 4 - Slide

Stap 2
Zoek de rest van de werkwoorden

Slide 5 - Slide

Stap 3
Verdeel in zinsdelen

Slide 6 - Slide

Stap 4
Zoek het onderwerp

Slide 7 - Slide

Stap 5 
naamwoordelijk gezegde?

Slide 8 - Slide

stap 6
Lijdend voorwerp

Slide 9 - Slide

Stap 7
Meewerkend voorwerp

Slide 10 - Slide

stap 8
Bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Slide

zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel.
Bijv. 
Vorig jaar/heb/ik/ voor mijn vrienden/ een voetbaltoernooi/ georganiseerd.

Slide 12 - Slide

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden. Benoem het wg

A
Gisteren
B
een lezing
C
de directeur
D
heeft gehouden

Slide 13 - Quiz

Let op
De woorden 'aan het' en 'te' horen bij het werkwoordelijk gezegde.
vb. Mijn zusjes/ zitten/ huiswerk /te maken
wg - zitten te maken

vb. Zijn/ die scholieren /over dat meisje /aan het roddelen?
wg = zijn aan het roddelen

Slide 14 - Slide

Dit jaar zal niemand van HV2C doubleren.
Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Slide 15 - Open question

Het onderwerp
Het onderwerp:
wie of wat + wg

Zijn /die scholieren /over dat meisje /aan het roddelen?
wg = zijn aan het roddelen
dus... wie of wat zijn aan het roddelen?


Slide 16 - Slide

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden. Benoem het onderwerp

A
Gisteren
B
een lezing
C
de directeur
D
heeft gehouden

Slide 17 - Quiz

stappenplan zinnen ontleden, herhaling (de basis)
persoonsvorm onderstrepen
zinsdelen
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Slide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'overkomt' of iets (een voorwerp) iets 'ondergaat'.

Vanwege het slechte weer/ hebben/ we/ het feest /uitgesteld.
wg = hebben uitgesteld
o = we
wie/wat + wg + o 
dus... wat hebben we uitgesteld?
lv = het feest

Slide 19 - Slide

Let op:
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast ,onder etc.  etc. )

Slide 20 - Slide

Die leuke broek heeft Moira bij de Zara gekocht. LV?

Slide 21 - Mind map

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is. Een mv kan beginnen met aan (of voor), maar dat hoeft niet. 
 



Slide 22 - Slide

meewerkend voorwerp
vb. Mieke/ heeft /Jari /haar oude laptop/ gegeven.
wg = heeft gegeven
o = MIeke
lv = haar oude laptop
Meewerkend voorwerp: aan wie of voor wie + wg + o + lv
dus: aan wie of voor wie heeft Mieke haar oude laptop gegeven?
mv = Jari

Slide 23 - Slide

De recensies /beloven /de bioscoopgangers/een spannende film.
meewerkend voorwerp?
A
de recensies
B
de bioscoopgangers
C
een spannende film
D
beloven

Slide 24 - Quiz

bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Slide

Wij /voetbalden/ vroeger /altijd/ op straat. Bwb?
A
op straat
B
vroeger, op straat
C
altijd
D
altijd, vroeger, op straat

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Wat vind je nog het lastigste van de zinsontleding? Kies uit: zinsdelen, wg, o, lv, mv, bwb of niets

Slide 33 - Open question

Aan de slag online

Doorgeven welk leesboek je gaat lezen. Er gaat een papier rond.
Leesboek reserveren en in week 41 meenemen.

Slide 34 - Slide

10 minuten oefenen: keuze...
  • Op de volgende link in de volgende dia ga je oefenen:
Kies uit: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bwb
- Groep A: oefenen online zie volgende dia
- Groep B: Wie wil samen nog enkele zinnen oefenen?

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 40 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 41 - Drag question