werkwoordendictee 1

1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In welke tijd gebruik je ik vorm + t?

Slide 2 - Open question

(v.t.) Mijn vader ... een huis.
bouwen


A
bouwt
B
bouwdde
C
bouwden
D
bouwde

Slide 3 - Quiz

(t.t.) Vandaag ... ik vaak.
niezen
A
nies
B
nieste
C
niesde
D
niesdde

Slide 4 - Quiz

(v.t.) Ik ... niet te kijken.
durven
A
durfte
B
durf
C
durfde
D
durfdde

Slide 5 - Quiz

Gisteren nam hij die ...... foto.
vergroten
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergroten
D
vergrootten

Slide 6 - Quiz

Gisteren las hij die eerder .... brief.
posten
A
geposte
B
gepostte
C
geposten
D
gepostten

Slide 7 - Quiz

Heb jij die vraag al ... ?
beantwoorden
A
geantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort
D
beantwoord

Slide 8 - Quiz

(t.t.) Jullie ... al meer dan een uur.
dansen
A
gedansdt
B
gedanst
C
dansen
D
gedansd

Slide 9 - Quiz

Hebben jullie van de taart ... ?
snoepen
A
gesnoepd
B
gesnoepen
C
gesnoept

Slide 10 - Quiz

(v.t.) Vorig jaar...ik mij twee keer ziek.
melden
A
meldde
B
melde
C
meldden

Slide 11 - Quiz

(v.t.) Zij ... zich over mijn rapport.
verbazen
A
verbaast
B
verbaasd
C
verbaasdt
D
verbaasden

Slide 12 - Quiz

Ik heb dat woord zachtjes ...
fluisteren
A
gefluistert
B
gefluisterd
C
gefluisterdt
D
gefluisteren

Slide 13 - Quiz