Opstart

Thema 17 Toekomst
Opstart
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 17 Toekomst
Opstart

Slide 1 - Slide

Wat weet of kun je aan het einde van deze les?
  • Ik weet waar het thema over gaat.
  • Ik kan actief nadenken over mijn eigen toekomst.
  • Ik kan vragen bedenken, stellen en beantwoorden over de toekomst in een interview.


Slide 2 - Slide

Waarover gaat dit thema?
Dit thema gaat over jouw toekomst. Vragen waar je over gaat nadenken zijn:
  • Waar woon je over vijf jaar? 
  • Wat voor werk doe je over tien jaar? 
  • Weet je al wat je later wil worden? 
  • Denk je wel eens na over je toekomst?
Opdacht
Werk in tweetallen:
- pak om beurten een vraagkaartje.
- stel de vraag aan je klasgenoot.
- bespreek klassikaal wat je het meest opvallend vond.

Slide 3 - Slide

Wat oefen je?
  • Je praat over beroepen en je vult een schema in.
  • Je maakt vragen en houd een interview; je schrijft een tekst.
  • Je leest over karakter en kwaliteiten; je speelt een spel en schrijft een tekst.
  • Je maakt een tijdlijn van je toekomst en praat daarover.
  • Je schrijft een verhaal over je toekomst.

Slide 4 - Slide

Denk je wel eens na over je toekomst?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 5 - Quiz

Welke woorden horen bij jouw toekomst?

Slide 6 - Mind map

Zoek een plaatje dat past bij wat jij in de toekomst graag wilt bereiken.

Slide 7 - Open question

Wat betekent het als iemand zegt:
“Ik wil me later specialiseren”?
A
Hij wil eerder stoppen met school
B
Hij wil in één onderwerp heel goed worden
C
Hij wil in verschillende landen wonen
D
Hij wil een nieuwe hobby kiezen

Slide 8 - Quiz

Welke toekomstvaardigheid is belangrijk als je met mensen werkt?
A
Alleen willen werken
B
Goed kunnen luisteren
C
Niet op tijd komen
D
Geen vragen durven stellen

Slide 9 - Quiz

Welke toekomst past het beste bij de foto?
A
Ik wil boer worden
B
Ik wil in het ziekenhuis opereren
C
Ik wil administratief medewerker worden
D
Ik wil timmerman worden

Slide 10 - Quiz

Wat heb je meestal nodig om naar het mbo niveau 4 te gaan?
A
Een sportcertificaat
B
Een rijbewijs
C
Een diploma of doorstroomadvies
D
Een eigen bedrijf

Slide 11 - Quiz

“In de toekomst wil ik financieel zelfstandig zijn.”
Wat betekent dit?
A
Je wilt minder geld uitgeven
B
Je wilt geen geld meer gebruiken
C
Je wilt je eigen geld verdienen
D
Je wilt dat anderen voor jou betalen

Slide 12 - Quiz

Welke reden past het best bij iemand die zegt:
“Ik wil later voor een beroep kiezen dat bij mijn talenten past.”
A
Ik kies een beroep dat mijn vrienden ook doen
B
Ik kies iets waar ik goed in ben
C
Ik kies iets waarin ik nog geen ervaring heb
D
Ik kies iets met weinig werktijden

Slide 13 - Quiz

Wanneer kun je het werkwoord zullen gebruiken?
A
Voor plannen in de verre toekomst
B
Voor dingen die onmogelijk zijn
C
Voor dingen die gisteren zijn gebeurd
D
Voor hobby’s die anderen doen

Slide 14 - Quiz

Je wilt later in een internationaal bedrijf werken. Wat is dan handig?
A
Goed kunnen samenwerken en Engels spreken
B
Vaak te laat komen
C
Geen Engels leren
D
Geen computer willen gebruiken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
“Ik ben gemotiveerd om mijn doelen te halen”?
A
Ik weet nog niet wat ik wil
B
Ik geef snel op
C
Ik werk door totdat ik mijn doelen bereik
D
Ik heb geen plannen voor de toekomst

Slide 16 - Quiz

Welke zin past het beste bij de foto?
A
Ik wil later graag voor groepen spreken.
B
Ik wil liever niet praten.
C
Ik ga timmeren.
D
Ik wil alleen buiten werken.

Slide 17 - Quiz

Opdracht
Maak groepjes van drie leerlingen.

Elk groepje kiest:
  • één interviewer (stelt de vragen)
  • één geinterviewde (wisselt steeds van groepje)
  • één notulist (schrijft de antwoorden op)

Slide 18 - Slide

Bedenk vragen
  • Elk groepje bedenkt 5 vragen over de toekomst. 
  • Gebruik toekomstige werkwoorden: willen - gaan - zullen
  • Zorg dat de vragen kort en duidelijk zijn.
  • Schrijf de vragen in de Classroom.
Voorbeeldvragen
Waar woon je over vijf jaar?
Wat voor werk wil je later doen?
Met wie wil je wonen?
Welke landen wil je bezoeken?
Welke eigenschappen heb je nodig om je doelen te bereiken?

Slide 19 - Slide

Interviewen
  • De leerling met de rol van geinterviewde wisselt steeds van groepje.  Zorg dat je door elk groepje geinterviewd wordt!
  • De interviewer stelt de vragen
  • De notulist noteert de antwoorden in het schema.
timer
2:00

Slide 20 - Slide

Feedback
Bespreek klassikaal:
Welke vragen waren interessant?
Welke antwoorden waren verrassend of leuk?
Welke werkwoorden of zinnen waren correct gebruikt?

Reflecteer op eigen spreekvaardigheid:
Wat ging goed?
Wat kan ik verbeteren bij de volgende keer?

Slide 21 - Slide

Welk nieuw woord heb je geleerd?
Schrijf ook de betekenis op!

Slide 22 - Open question