H4L69 - 2THF - Woensdag - 4.7 Grammatica zinsdelen - bijwoordelijke bepaling

Welkom 2THF : )


Planning van dit uur
  • Stillezen (leesboek + lesboek + schrift controleren)
  • Zin ontleden
  • Huiswerk bespreken: opdracht 2 t/m 5 van 4.7 Grammatica zinsdelen
  • Herhaling uitleg bijwoordelijke bepaling
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 7 + 9 van 4.7 Grammatica zinsdelen 


Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald wat de bijwoordelijke bepaling is; 
  • ken je de verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Dia-toetsen (21, 22, 23 mei)
  • Schrijfdossier (vrijdag 20 juni)
  • Boekinterviews (juni) 
  • Repetitie hoofdstuk 4 en 5 (toetsweek)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 2THF : )


Planning van dit uur
  • Stillezen (leesboek + lesboek + schrift controleren)
  • Zin ontleden
  • Huiswerk bespreken: opdracht 2 t/m 5 van 4.7 Grammatica zinsdelen
  • Herhaling uitleg bijwoordelijke bepaling
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 7 + 9 van 4.7 Grammatica zinsdelen 


Aan het einde van deze les
  • heb je herhaald wat de bijwoordelijke bepaling is; 
  • ken je de verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Dia-toetsen (21, 22, 23 mei)
  • Schrijfdossier (vrijdag 20 juni)
  • Boekinterviews (juni) 
  • Repetitie hoofdstuk 4 en 5 (toetsweek)

Slide 1 - Slide

Morgen loopt zij drie keer dansend met tranen in haar ogen met een eend op het strand in de richting van het strandhuisje. 

Slide 2 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Zinsdeel dat extra informatie geeft

  • Hoe vind je hem? Stel de vraag: 
wanneer / hoe / waar / waarheen / ... + wg + o (+ lv + mv) ? 
Antwoord: bijwoordelijke bepaling

  • Soorten: tijd, plaats, middel, oorzaak/reden, hoeveelheid, richting, hoedanigheid 

Slide 3 - Slide

Verplaats jij je met de fiets?

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Jij
B
je
C
met de fiets
D
fiets

Slide 4 - Quiz

Verplaats jij je met de fiets?

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'met de fiets'?
A
Bijwoordelijke bepaling van middel
B
Bijwoordelijke bepaling van oorzaak/reden
C
Bijwoordelijke bepaling van richting
D
Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid

Slide 5 - Quiz

Delen is in, bezit is hartstikke uit.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Delen
B
in
C
bezit
D
hartstikke

Slide 6 - Quiz

Delen is in, bezit is hartstikke uit.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'hartstikke'?
A
Bijwoordelijke bepaling van middel
B
Bijwoordelijke bepaling van oorzaak/reden
C
Bijwoordelijke bepaling van richting
D
Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid

Slide 7 - Quiz

Door alle aandacht voor 'sharing' kon deze fietsdeeldienst veel klanten verwerven.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Door alle aandacht voor sharing
B
deze fietsdeeldienst
C
veel klanten
D
kon verwerven

Slide 8 - Quiz

Door alle aandacht voor 'sharing' kon deze fietsdeeldienst veel klanten verwerven.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'Door alle aandacht voor 'sharing''?
A
Bijwoordelijke bepaling van middel
B
Bijwoordelijke bepaling van oorzaak/reden
C
Bijwoordelijke bepaling van richting
D
Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid

Slide 9 - Quiz

Een kapotte fiets wordt snel gerepareerd.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Een kapotte fiets
B
wordt gerepareerd
C
snel
D
fiets

Slide 10 - Quiz

Een kapotte fiets wordt snel gerepareerd.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'snel'?
A
Bijwoordelijke bepaling van middel
B
Bijwoordelijke bepaling van oorzaak/reden
C
Bijwoordelijke bepaling van richting
D
Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid

Slide 11 - Quiz

Van A naar B fietsen is een makkie.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Van A naar B
B
fietsen
C
is een makkie
D
een makkie

Slide 12 - Quiz

Van A naar B fietsen is een makkie.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'Van A naar B fietsen'?
A
Bijwoordelijke bepaling van tijd
B
Bijwoordelijke bepaling van plaats
C
Bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid
D
Bijwoordelijke bepaling van richting

Slide 13 - Quiz

In Frankrijk heeft iedereen stokbrood.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
In Frankrijk
B
heeft
C
iedereen
D
stokbrood

Slide 14 - Quiz

In Frankrijk heeft iedereen stokbrood.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'Van A naar B fietsen'?
A
Bijwoordelijke bepaling van tijd
B
Bijwoordelijke bepaling van plaats
C
Bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid
D
Bijwoordelijke bepaling van richting

Slide 15 - Quiz

Hij geeft haar het cadeau in de ochtend.

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?
A
Hij
B
geeft
C
het cadeau
D
in de ochtend

Slide 16 - Quiz

Hij geeft haar het cadeau in de ochtend.

Welk soort bijwoordelijke bepaling is 'in de ochtend'?
A
Bijwoordelijke bepaling van tijd
B
Bijwoordelijke bepaling van plaats
C
Bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid
D
Bijwoordelijke bepaling van richting

Slide 17 - Quiz