Past simple klas 1

The past simple
The Past Simple
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

The past simple
The Past Simple

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Learning targets:

  • Ik ken de standaardregel van de past simple.
  • Ik weet wanneer ik de past simple moet gebruiken.

Slide 3 - Slide

Past Simple
PAST SIMPLE

Slide 4 - Slide

Past simple

Slide 5 - Slide

When do you use the Past simple:



- When something happened in the past.
- For a statement about the past. 

Slide 6 - Slide

Lees de zinnen en wacht op de vraag. 
I met him last week.
We saw a great movie yesterday
The new Avatar movie was released two months ago
I was born in 2007
They met when they were in primary school
I read the book before I watched the movie 

Slide 7 - Slide

Wat weet je zeker over alles wat in de zinnen stond?
A
Wanneer ze zijn gebeurd
B
Dat ze afgelopen zijn
C
Dat ze nog bezig zijn
D
Je weet A en B

Slide 8 - Quiz

De past simple 
Je gebruikt de past simple voor dingen 
- die in het verleden gebeurd zijn
- die nu afgelopen zijn
- waarvan je weet wanneer ze gebeurd zijn 

Slide 9 - Slide

Signal words:
- yesterday
- in..... (jaartal)
- ... ago
- once
- the other week/day
- that day
- earlier
- last (year, summer, Wednesday)

Slide 10 - Slide

De past simple: signaalwoorden
Schrijf in je schrift: 
W
A
L
I
B
Y

Slide 11 - Slide

De past simple: signaalwoorden
Vul nu aan: 
When ....... (I was five years old) 
Ago     (Five years ago) 
Last    (Last week, last month) 
In...... (In 2010, in November of last year) 
Before ....  (Before I was born, before I met him)
Yesterday  (I finished my book yesterday) 

Slide 12 - Slide

Past simple: bevestigend, regelmatig   
Weet je nog: een bevestigende zin: een zin waarin je zegt DAT iets zo is (dus geen vraag, geen ontkenning) 

Regelmatig of onregelmatig: 
- REGELmatig: je kunt altijd dezelfde regel toepassen.
- ONregelmatig: een vorm die zich niet aan deze regel houdt; die doen we de volgende les. 



Slide 13 - Slide

Kun je de regel vinden? 
When I was little, I lived in Amsterdam
I moved to Helmond a year ago
Last week we baked cakes for my birthday 
I stopped taking swimming lessons in 2012
Before going to school, I watched Netflix. 
I studied for my geography test yesterday 

Slide 14 - Slide

Hoe maak je een regelmatige past simple ?

Slide 15 - Open question

De regel: 
Stam + ed
De stam is gelijk aan het hele werkwoord (zonder "to") 

Maar soms gebeurt er iets met de spelling. 
Medeklinker + y:                   y wordt  - ied 
Klinker+ enkele medeklinker:              medeklinker verdubbelt 
Stam eindigt op -e:                alleen een d toevoegen 

Slide 16 - Slide

Past Simple 

Slide 17 - Slide

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 18 - Quiz

Past Simple: listen

Slide 19 - Open question

past simple van 'bake'?

Slide 20 - Open question

Past Simple: stop

Slide 21 - Open question

Past Simple: cry

Slide 22 - Open question

Past Simple: watch

Slide 23 - Open question

Past Simple:
stay

Slide 24 - Open question

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
He walks to school yesterday.
B
I am eating my food.
C
Will you come to my party tomorrow?
D
I organised a party last week.

Slide 25 - Quiz

PAST SIMPLE:
In welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I am lived in Kampen for 13 years.
B
I was living in Kampen.
C
I lived in Kampen in 2010
D
I am living in Kampen.

Slide 26 - Quiz

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
She was living in the city.
B
She lived in the city.
C
She has liveded in the city.
D
She had been living in the city.

Slide 27 - Quiz

PAST SIMPLE:
Welke zin staat in de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I heared my mother.

Slide 28 - Quiz

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Did you ate breakfast this morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide