T&G les 18 Trainingswetmatigheden

• Trainen en Gezondheid
• MBO
• Studiejaar 1

Trainen en gezondheid

Trainen en gezondheid

Periode 3

Les 4

Huiswerk

Inhoud

• Belasting & belastbaarheid
• Supercompensatie
• Trainingswetmatigheden

ATP resynthese

Welk systeem gebruikt de sporter op de achtergrond het meest?

1. CP-systeem
2. Zuurstofsysteem
3. Melkzuursysteem
4. H2O-systeem

Bij het melkzuursysteem zit er 1 groot nadeel, wat is dat nadeel?

1. Het verbruik van suikers
2. Het verbruik van O2
3. De vorming van melkzuur
4. De vorming van B2

Welke tank is het snelst op?

1. Zuurstoftank
2. Melkzuurtank
3. ATP-tank
4. CP-tank

Welk systeem heeft een ZEER GROTE CAPACITEIT?

1. Vetzuursysteem
2. CP-systeem
3. Melkzuursysteem
4. Zuurstofsysteem

De weerstand die je lichaam ondergaat

De arbeid die je levert

Dat wat je - als trainer- de sporter aan doet

Het vermogen om een belasting te ondergaan of te leveren zonder nadelige gevolgen

Wat je aankunt, zonder blessures

Dat wat de sporter aan kan

Belasting

Belastbaarheid

Gemiddelde belastbaarheid

Hoge belastbaarheid

Lage belastbaarheid

Lage belastbaarheid

Lage belastbaarheid

Supercompensatie

In de praktijk

Supercompensatie

Dit principe treedt alleen maar op als belasting en herstel goed worden afgewisseld. 

Herstel door:

• Rusten
• Hersteltraining
• Andere vorm van training
• Voeding
• Massage
• Sauna

Wat is belasting?

1. Dat wat de sporter aan kan
2. Dat wat je de sporter aandoet
3. Dat wat je samen met de sporter afspreekt
4. Die paarse envelop

Wat is dit plaatje:

1. Tegenprestatie
2. Belastbaarheid
3. Overbelasting
4. Supercompensatie

Wat wordt bedoeld met het volgende plaatje?

1. Train zo veel als nodig is, niet zoveel als mogelijk is
2. Dat rusten heel erg belangrijk is om goede sportprestaties te kunnen leveren
3. Dat je eigenlijk niet hoeft te trainen, maar zo veel mogelijk moet rusten
4. Dat je goed moet blijven eten als wielrenner, want daar win je de wedstrijden mee

Andere trainings wetmatigheden 

Door te trainen proberen we supercompensatie te realiseren. 

Er zijn tal van andere trainingswetmatigheden (trainingsprincipes) die daarbij helpen.

Overload principe 

Trainingsprikkel moet een minimale sterkte hebben wil er er trainingseffect optreden.

Op den duur meer en zwaarder trainen om resultaten te bereiken.

Moet sprongsgewijs gebeuren om

tot supercompensatie te komen.

Verminderde meeropbrengst 

Om op een hoger niveau tot prestatieverbetering te komen moet er meer getraind worden.

Omkeerbaarheid

Trainingseffecten verdwijnen of de ontwikkeling van een bewegingseigenschap stagneert, als de sporter geen of te weinig belastingprikkels toedient.

Stilstaan is achteruit gaan.

Specificiteit

Je verbetert alleen datgene wat je traint.

De sporter zal specifiek belast moeten worden, wil hij er in de eigen sport op vooruit gaan.

Individualiteit

Elke sporter heeft een eigen beginsituatie.

Elke sporter moet op zijn eigen niveau belast of getraind worden.

Neem trainingsschema’s NIET klakkeloos over.

Duurzaamheid

Verbeteringen die geleidelijk ontstaan blijven langer behouden.

Wie voor de snelle, korte weg kiest zal een minder hoog prestatieniveau behalen.

Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?

1. Wet van de verminderde meeropbrengst
2. Omkeerbaarheid
3. Specificiteit
4. Duurzaamheid

Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?

1. Wet van de verminderde meeropbrengst
2. Omkeerbaarheid
3. Specificiteit
4. Duurzaamheid

Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?

1. Wet van de verminderde meeropbrengst
2. Omkeerbaarheid
3. Specificiteit
4. Duurzaamheid

Welke trainingswetsmatigheid zie je hier?

1. Wet van de verminderde meeropbrengst
2. Omkeerbaarheid
3. Specificiteit
4. Duurzaamheid

Overload

Plantairflexie

Dorsaalflexie

Extensie

Flexie

Anteflexie

Retroflexie

Pectoralis Major

M. Rectus Abdominis

M. Biceps Brachii

M. Quadriceps

M. Gastrocnemius

M. Triceps Brachii

M. Trapezius

M. Latissimus Dorsi

M. Gluteus Maximus

En nu?