paragraaf 40-41

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Cicero paragraaf 40

r. 1 Quae res t/m obiecit
Wat is de tijd van obiecit?

1. prae
2. impf
3. perf
4. fut

r. 1 Quae res t/m obiecit
Wat is het ondwerp bij obiecit?

1. quae
2. quae res
3. istum
4. ingesloten

r. 1 Quae res t/m obiecit
Welk woordsoort is quae?

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

r. 1 Quae res t/m obiecit
obicio = iets (acc) veroorzaken bij (dat)
Wat is de acc?

1. tantum istum furorem
2. istum furorem
3. Sex. Roscio
4. ingesloten

r. 1 Quae res t/m obiecit
obicio = iets (acc) veroorzaken bij (dat)
Wat is de dat?

1. tantum istum furorem
2. istum furorem
3. Sex. Roscio
4. ingesloten

Vertaal nu quae res t/m obiecit

Vertaal inquit

Patri non placebat (r.2)
In welke tijd staat placebat?

1. prae
2. imperf
3. perf
4. fut

Patri non placebat (r.2)
Wat is het onderwerp van placebat?

1. Patri
2. het ingesloten O (junior)
3. het ingesloten O (Erucius)
4. het ingesloten O (senior)

Patri non placebat (r.2)
In welke naamval staat patri?

1. gen
2. dat
3. acc
4. abl

Vertaal Patri non placebat?

Vertaal 'Patri' inquit 'non placebat'.

Quam ob causam? (r. 2-3)
Lees: Ob quam causam.
Welke woordsoort is ob?

1. vraagwoord
2. bijwoord
3. voegwoord
4. voorzetsel

Quam ob causam? (r. 2-3)
Lees: Ob quam causam.
Welke woordsoort is quam?

1. vraagwoord
2. bijwoord
3. voegwoord
4. voorzetsel

Quam ob causam? (r. 2-3)
Lees: Ob quam causam.
Is quam bijvoeglijk of zelfstandig?

1. bijvoeglijk
2. zelfstandig

Vertaal: Quam ob causam?

Necesse est t/m fuisse.

Necesse est: het is nodig dat + ACI

eam = O-ACI en verwijst terug naar causam

fuisse = PV-ACI

Necesse est t/m fuisse.
fuisse in welke tijd staat deze inf?

1. prae A
2. impf A
3. prae P
4. perf A

Van welk werkwoord komt fuisse?

Wat kun je (naast het onderwerp) nog meer verwachten bij fuisse?

1. een ND
2. een BwB (van plaats)
3. een dativus possessivus
4. alledrie

Welke functie hebben we hier bij fuisse?

1. een ND
2. een BwB (van plaats)
3. een dativus possessivus
4. alledrie

Vertaal Necesse est t/m fuisse

Nam t/m necessariis (4-7)

Deze zin bestaat uit een

- bijzijn (incredibile est) waar een ACI van afhangt (mortem oblatam esse)

- hoofdzin (simile non est) waar een ACI van afhangt (fuisse filium)

Vertaal:

nam, ut (want zoals) illud (= onderwerp) incredibile est

illud (r. 4) wordt uitgelegd in de ACI: mortem t/m causis.
Wat is de pv in de ACI?

Welke vorm is oblatam esse?

1. inf prae A
2. inf prae P
3. inf perf A
4. inf perf P

illud (r. 4) wordt uitgelegd in de ACI: mortem t/m causis.
Wat is het onderwerp in de ACI?

mortem offerre + dat
Welk woord staat in de dativus?

1. incredibile
2. patri
3. filio
4. causis

vertaal de ACI

mortem oblatam esse patri

a filio

sine plurimis et maximis causis

Vertaal nu de hoofdzin

sic (zo) hoc(= onderwerp) veri simile est

hoc (r. 6) wordt uitgelegd in de ACI: odio fuisse t/m necessariis.
Wat is de pv in de ACI?

hoc (r. 6) wordt uitgelegd in de ACI: odio fuisse t/m necessariis.
Wat is het onderwerp in de ACI?

odio esse + dat
Welk woord staat in de dativus?

1. simile
2. parenti
3. causis
4. necessariis

vertaal de ACI

odio fuisse parenti filium

sine causis multis et magnis et necessariis