Proeftoets Taalontwikkeling & VVE

Proeftoets: Moduul 13 Taalontwikkeling en VVE
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Proeftoets: Moduul 13 Taalontwikkeling en VVE

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vanaf welke leeftijd (ongeveer) gaat een kind brabbelen
A
Vanaf 4 maanden
B
Vanaf 5 maanden
C
Vanaf 6 maanden
D
Vanaf 7 maanden

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In welke fase ontwikkelt een kind het symboolbewustzijn?
A
De baby
B
De peuter
C
De kleuter
D
Het schookind

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak over een 4-jarige is onjuist:
A
De uitspraak van de taal is helemaal goed
B
Kinderen kennen op deze leeftijd al veel woorden
C
Ze kunnen al goede eenvoudige zinnen maken
D
Ze leren dagelijks nog veel nieuwe woorden bij

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vanaf welke leeftijd (ongeveer) kan een kind eenwoordzinnen maken
A
Vanaf 9 maanden
B
Vanaf 10 maanden
C
Vanaf 11 maanden
D
Vanaf 12 maanden

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort er op de stippellijn
Een ……….. leert praten over wat eerder is gebeurd (vroeger), wat nog moet gebeuren (toekomst) of gedachten.

A
Peuter
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Tiener

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Over welke leeftijdsfase gaat het hier?
De taalontwikkeling helpt …….. om fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden, maar ook om met beide om te gaan.

A
Een peuter
B
Een kleuter
C
Het schoolkind
D
Een dreumes

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist?
Rond vier á vijf jaar is de basis voor taalontwikkeling gelegd. Een kind leert dan nog wel de taal te verfijnen, bijvoorbeeld met grammatica.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

de juiste leeftijd is 5 a 6 jaar
Waarom is het zinvol gebaren te maken naast het gebruik van taal bij baby’s?
A
Kinderen kunnen eerder gebaren maken dan spreken
B
De grove motoriek ontwikkelt zich sneller dan de fijne motoriek
C
Je kunt als ouder je kind sneller begrijpen
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een ….. jarige heeft een gemiddelde woordenschat van 4000 woorden
A
4 jarige
B
5 jarige
C
6 jarige
D
7 jarige

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 beweringen van een peuter zijn onjuist
A
Verwoord zoveel mogelijk handelingen die je de peuter ziet doen
B
Maak lange eenvoudige zinnen en spreek niet te snel
C
Met een duidelijke klemtoon praten is nog niet echt nodig op deze leeftijd
D
Corrigeer het kind op taalgebied, indien nodig, ongemerkt

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

“Ik heb al gedrinkt mama”. Bij welke leeftijd past deze zinsopbouw
A
3 jaar
B
4 jaar
C
5 jaar
D
6 jaar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hou zou je het begrip passieve woordenschat het beste kunnen omschrijven
A
Woorden die jezelf gebruikt
B
Woorden die je in je schrijftaal gebruikt maar niet in je spreektaal
C
Woorden die jezelf wel begrijpt maar niet gebruikt
D
Woorden die je niet begrijpt

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist
Een peuter gaat 2-woord én 3-woord zinnen maken

A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Activiteiten die gericht zijn op de brede ontwikkeling van het kind noemen we ook wel
A
Doelgerichte activiteiten
B
Vaste activiteiten
C
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
D
Dagelijkse activiteiten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent symboolbewustzijn
A
Een kind weet wat een gebaar betekent
B
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand
C
Een kind doet een gebaar na
D
Een kind weet dat een woord staat voor iets of iemand én leert gebaren te begrijpen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Rond welke leeftijd gaan baby’s gebaren terug maken
A
9/10 maanden
B
8/9 maanden
C
6/7 maanden
D
7/8 maanden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Verhaal vertellen
Taalbeschouwing
Benoem handelingen
Verhaal voorlezen
Taalactiviteit schoolkind
Taalactiviteit kleuter
Taalactiviteit peuter
Taalactiviteit voor meerdere doelgroepen

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Welke uitspraak over taalgebruik thuis en op school is onjuist
A
De taal op school verschilt van de taal die thuis wordt gebruikt
B
De taal op school is ingewikkelder
C
Er wordt thuis meer gesproken
D
In een schoolomgeving wordt de taal meer gestimuleerd

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeeld van een vaste activiteit:
A
Vrij spel
B
Eetmoment
C
Constructiespel
D
Imitatiespel

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een vaste doelgerichte activiteit? (2 antwoorden goed)
A
Creatieve opdracht in het thema lente
B
Rekenopdracht
C
Kiesmoment
D
Buitenspelen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Thema: Herfst
Blaadjes kleuren/knippen. Is een....? (2 antwoorden goed)
A
Vaste activiteit
B
Vrije activiteit
C
Dagelijkse activiteit
D
Doelgerichte activiteit

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Activiteiten die gericht zijn op de brede ontwikkeling van het kind noemen we ook wel
A
Doelgerichte activiteiten
B
Vaste activiteiten
C
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
D
Dagelijkse activiteiten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Fruit eten op een kdv of basisschool is een..
A
vrije activiteit
B
vaste activiteit
C
dagelijkse activiteit
D
doelgerichte activiteit

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Activiteiten die gericht zijn op de brede ontwikkeling van het kind noemen we ook wel
timer
0:20
A
Doelgerichte activiteiten
B
Vaste activiteiten
C
Ontwikkelingsgerichte activiteiten
D
Dagelijkse activiteiten

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist?
Bij alle VVE methodes is de ouderbetrokkenheid een thema

A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke activiteiten kunnen kinderen zelf kiezen zonder sturing van een pedagogisch medewerker?
A
Resultaatgerichte activiteiten
B
Vrije activiteiten
C
Vraaggerichte activiteiten
D
Aanbodgerichte activiteiten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een vrije activiteit? (2 antwoorden goed)
A
Buiten spelen
B
Eetmoment
C
Kiesmoment
D
Rekenopdracht

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Deze activiteiten worden afgestemd op de vraag/behoefte van ouders, organisatie en/of kinderen.

A
Resultaatgerichte activiteiten
B
Aanbodgerichte activiteten
C
Vraaggerichte activiteiten
D
Vrije activiteiten

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Thema: Herfst, blaadjes kleuren/ knippen
A
Georganiseerde activiteit
B
Vrije activiteit
C
Esthetische activiteit
D
Ethische activiteit

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Kinderen die een schrijftaak uitvoeren, is een ...
timer
0:20
A
vrije activiteit
B
aanbodgerichte activiteit
C
vraaggerichte activiteit
D
resultaatgerichte activiteit

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Kinderen die kiezen voor de bouwhoek, doen een ...
timer
0:20
A
vrije activiteit
B
aanbodgerichte activiteit
C
vraaggerichte activiteit
D
resultaatgerichte activiteit

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Ouders willen graag dat Jim bij de opvang leert om met andere kinderen
te spelen. Dit is een....
timer
0:20
A
vrije activiteit
B
aanbodgerichte activiteit
C
vraaggerichte activiteit
D
resultaatgerichte activiteit

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De BSO biedt behalve georganiseerde activiteiten, ook vrij spel aan. Hiervoor gelden aandachtspunten.
Wat zijn aandachtspunten voor vrij spel?
A
Houd al bij jongere schoolkinderen die buitenspelen rekening met de behoefte aan zelfstandigheid.
B
Het speelgoed moet steeds nieuwe en andere mogelijkheden bieden, zodat het kind er niet snel op uitgekeken raakt.
C
Bij technische materialen is bijvoorbeeld een echte scheikundedoos niet nodig om aan te bieden. Het kind gaat alleen uit van fantasie
D
Er wordt naast knutselen, sportactiviteiten en spelen van gezelschapsspellen, ook digitale activiteiten aangeboden.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Om de kinderen enthousiast te krijgen voor een activiteit op de BSO is het is een goed idee om te zeggen: "vanmiddag gaan we allemaal een potje sjoelen!"
A
goed! Je moet duidelijke kaders stellen
B
fout, de BSO is vrije tijd van het kind. Verplichte activiteiten passen niet bij vrije tijd.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bij peuterplein en kleuterplein wordt veel gewerkt met:
A
Puk de pop
B
Snuf het konijn
C
Raai de kraai
D
Er is niet echt een dier waarmee gewerkt wordt

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

De wet IKK staat voor: Wet Innovatie & …….. kinderopvang

Slide 39 - Open question

kwaliteit
Toezicht en handhaving op VVE valt onder de verantwoordelijkheid van (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Onderwijsinspectie
B
GGD
C
De kinderopvang / peuterspeelzalen
D
Gemeente

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

De wet OKE betekent:
A
Ontwikkelkansen door kwaliteit en eenvoud
B
Overige kansen door kwantiteit en eerlijkheid
C
Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
D
Overige kwesties en emoties

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

En de winnaar is?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions