Week 16 les één

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

die Planung
- Wer ist hier?
- Lesen
- Letzten Stunde
- Hausaufgaben
- Ende

Slide 2 - Slide

Wer ist hier?
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

Lesen!
Lernen:
Schritt 14 t/m 17 blauwe blokken + S.200 vraagwoorden
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Hausaufgaben
Voor vandaag,

Maak opgave 2, 3, 4, 5, 7 in Schritt 17 (pagina 48).
Leer Schritt 14 t/m 17 blauwe blokken + S.200 vraagwoorden
Neem boek 4 mee naar de les! We gaan hieruit werken.

Slide 5 - Slide

Wiederholen
Habe, sein, werden

Vervoeg de werkwoorden voor me!

Slide 6 - Slide

S. 12

Slide 7 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Wat is een onderwerp?

Wat is een lijdend voorwerp?

Slide 8 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
In de eerste naamval (onderwerp) hebben vrouwelijk en meervoud een -e achter het woord:
Meine Freundin
Deine Freundin
Meine Freunde
Ihre Freunde

Onzijdig en mannelijk hebben mein, sein, ihr, unser ZONDER uitgang

Slide 10 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
In de vierde naamval (lijdend voorwerp) krijgen alleen mannelijke woorden een andere vorm:

meinen Freund
seinen Freund

De rest blijft hetzelfde als in de eerste naamval.

Slide 11 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
mannelijk
vrouwelijk
onzjidig
meervoud
1e naamval
mein
sein
meine
seine
mein
sein
meine
seine
4e naamval
meinen
seinen
meine
seine
mein
sein
meine
seine

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 15 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 16 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 17 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 18 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre|
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 19 - Quiz

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 20 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 21 - Quiz

Das ist ........................ (mijn)Geburtstagsgeschenk
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

S. 13, aufgabe 4
S. 58, aufgabe 5 (de eerste vier)
timer
1:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide