Beeldvorming in de hersenen. (Vervolg: Het oog)

Beeldvorming in de hersenen. (Vervolg: Het oog)
Mevr. Van Gastel
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieSecundair onderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Beeldvorming in de hersenen. (Vervolg: Het oog)
Mevr. Van Gastel

Slide 1 - Slide

Leerstof WACO 
pagina 56 tot 57

Slide 2 - Slide

Wat is de bedoeling van deze les? 
Het is de bedoeling dat je op zelfstandige basis aan de slag gaat met de leerstof. Ik heb deze les zodanig opgemaakt dat ik kan zien waar jij geraakt bent en wat je hebt gedaan. 

Slide 3 - Slide

Aan welk doel werk ik? 
06.24
De leerlingen leggen uit hoe plantaardige en dierlijke organismen prikkels ontvangen.

Slide 4 - Slide

HERHALING

Slide 5 - Slide

Op de volgende slide vervolledig je een woordspin. In het midden wordt een vraag gesteld, het is aan jou om zoveel mogelijk antwoorden rondom de vraag te plaatsen. 

Slide 6 - Slide

Wat is jou bijgebleven
uit vorige les?

Slide 7 - Mind map

Zo dadelijk moet je antwoorden op een vraag die gesteld wordt. Jouw antwoord bestaat uit een goed geformuleerde zin. Dit doe je voor de eerst volgende 2 slides. 

Slide 8 - Slide

Antwoord op de vraag: Welke fotoreceptoren vangen lichtprikkels op en zetten ze om in zenuwimpulsen?

Slide 9 - Open question

Wat wordt er hier
afgebeeld?

Slide 10 - Open question

Sleepvraag: Sleep, op de volgende dia, de benaming naar het juist vakje. 

Slide 11 - Slide

Gele vlek
Netvlies
Blinde vlek
Oogzenuw
Vaatvlies 
Harde oogvlies 

Slide 12 - Drag question

Nieuwe leerstof! 

Slide 13 - Slide

Filmpje 
Bekijk het filmpje aandachtig. Neem eventueel notities tijd terwijl. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Wat zag je in het filmpje? Wees zo duidelijk mogelijk.

Slide 16 - Open question

De accommodatiespier 
Het scherpstellen van het beeld gebeurt door middel van accommodatie. Accommodatie is het aanpassen van de lensbolling. Dit kan met behulp van de accommodatiespier. Wanneer de accommodatiespier samentrekt wordt de ooglens boller. Als de accommodatiespier ontspant, wordt de lens platter. Als je iets van dichtbij wilt zien gaat je ooglens wat boller staan. Op die manier ontstaat er wat sterkere lichtbreking. Dan komt het beeld goed op het netvlies terecht. Stel dat het licht minder sterk zou breken, dan zou het licht achter het netvlies terechtkomen.

Als je iets in de verte wilt zien gaat je ooglens wat minder bol staan zodat er zwakkere lichtbreking ontstaat en het beeld weer goed op het netvlies terecht komt.

Slide 17 - Slide

Hoe word je dan bewust van de beelden uit je omgeving?
Er ontstaat een verkleind en omgekeerd beeld op het netvlies. Impulsen van dat beeld worden geleid naar de hersenstam via de oogzenuwen. De oogzenuwen kruisen. De linkerhelft van de hersenen neemt dus het rechterbeeld waar en andersom. Vanuit de hersenstam lopen de impulsen naar de grote hersenen waar het gezichtscentrum zich bevindt. In het gezichtscentrum worden de impulsen verwerkt tot logische beelden. Er ontstaat ook dieptewaarneming. Ga maar na. Je weet hoe groot een cola blikje is. Je ziet hoe klein hij eruit ziet. Zo kan je een goede inschatting maken van hoe ver het blikje van je af staat.

Slide 18 - Slide

Filmpje 
Bekijk het filmpje op volgende slide. Beantwoord nadien de bijhorende vragen. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Hoe heet het deel in de hersenen die alle lichtprikkels verwerkt?

Slide 21 - Open question

Welke vlek op het netvlies bevat veel kegeltjes?

Slide 22 - Open question

In welk deel van het oog is geen zicht mogelijk?
A
Blinde vlek
B
Netvlies
C
Gele vlek
D
Fotoreceptoren

Slide 23 - Quiz

Zoek op: 
Er bestaan optische illusies. Zoek op wat dit inhoudt, welke er zijn en wat er in de hersenen gebeurt. Vul je gevonden antwoorden aan in de woordspin in de volgende slide. 

Slide 24 - Slide

Optische illusies

Slide 25 - Mind map

Zoek op: 
Wat is de andere term voor: Wanneer er met twee ogen gelijktijdig wordt waargenomen. 

Slide 26 - Slide

Wat is de andere term voor: Wanneer er met twee ogen gelijktijdig wordt waargenomen.

Slide 27 - Open question

Je bent aan het einde van dit leerpad gekomen. Heb je vragen? Aarzel dan niet mij te mailen via SmartSchool. Is er nog tijd over? Maak de oefeningen op pagina 58-61. 

Slide 28 - Slide