14 juni

Wat doen we vandaag?
  •  Vragen grammatica/opdracht?
  • Bespreken 9E, oefening 3
1 / 53
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  •  Vragen grammatica/opdracht?
  • Bespreken 9E, oefening 3

Slide 1 - Slide

Vragen grammatica/toetsweek?

Slide 2 - Open question

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

τί γελᾷς, ὦ Ἑρμῆ;

Slide 5 - Open question

ὅτι γελοιότατα, ὦ Ἄπολλον, εἶδον.

Slide 6 - Open question

εἰπὲ οὖν, ὡς καὶ αὐτὸς ἀκούσας ἔχω ξυγγελᾶν.

Slide 7 - Open question

ἡ Ἀφροδίτη ξυνοῦσα τῷ Ἄρει κατείληπται καὶ ὁ
Ἥφαιστος ἔδησεν αὐτοὺς ξυλλαβών.

Slide 8 - Open question

πῶς; ἡδὺ γάρ τι ἐρεῖν ἔοικας.

Slide 9 - Open question

ἐκ πολλοῦ, οἶμαι, ταῦτα εἰδὼς ἐθήρευεν αὐτούς,

Slide 10 - Open question

καὶ περὶ τὴν εὐνὴν ἀφανῆ δεσμὰ περιθεὶς ἠργάζετο
ἀπελθὼν ἐπὶ τὴν κάμινον·

Slide 11 - Open question

εἶτα ὁ μὲν Ἄρης ἐσέρχεται λαθών, ὡς ᾤετο, καθορᾷ δὲ αὐτὸν ὁ Ἥλιος καὶ λέγει πρὸς τὸν Ἥφαιστον.

Slide 12 - Open question

ἐπεὶ δὲ ἐπέβησαν τοῦ λέχους καὶ ἐν ἔργῳ ἦσαν καὶ ἐντὸς ἐγεγένηντο τῶν ἀρκύων,

Slide 13 - Open question

περιπλέκεται μὲν αὐτοῖς τὰ δεσμά, ἐφίσταται δὲ ὁ Ἥφαιστος.

Slide 14 - Open question

ἐκείνη μὲν οὖν — καὶ γὰρ ἔτυχε γυμνὴ οὖσα — οὐκ εἶχεν ὅπως ἐγκαλύψαιτο αἰδουμένη,

Slide 15 - Open question

ὁ δὲ Ἄρης τὰ μὲν πρῶτα διαφυγεῖν ἐπειρᾶτο καὶ ἤλπιζε
ῥήξειν τὰ δεσμά,

Slide 16 - Open question

ἔπειτα δὲ συνεὶς ἐν ἀφύκτῳ ἐχόμενον ἑαυτὸν ἱκέτευεν.

Slide 17 - Open question

τί οὖν; ἀπέλυσεν αὐτοὺς ὁ Ἥφαιστος;

Slide 18 - Open question

οὐδέπω, ἀλλὰ ξυγκαλέσας τοὺς θεοὺς ἐπιδείκνυται τὴν μοιχείαν αὐτοῖς·

Slide 19 - Open question

οἱ δὲ γυμνοὶ ἀμφότεροι κάτω νενευκότες ξυνδεδεμένοι ἐρυθριῶσι,

Slide 20 - Open question

καὶ τὸ θέαμα ἥδιστον ἐμοὶ ἔδοξε μονονουχὶ αὐτὸ γινόμενον τὸ ἔργον.

Slide 21 - Open question

ὁ δὲ χαλκεὺς ἐκεῖνος οὐκ αἰδεῖται καὶ αὐτὸς
ἐπιδεικνύμενος τὴν αἰσχύνην τοῦ γάμου;

Slide 22 - Open question

μὰ Δί᾽, ὅς γε καὶ ἐπιγελᾷ ἐφεστὼς αὐτοῖς.

Slide 23 - Open question

ἐγὼ μέντοι, εἰ χρὴ τἀληθὲς εἰπεῖν, ἐφθόνουν τῷ Ἄρει μὴ μόνον
μοιχεύσαντι τὴν καλλίστην θεόν,

Slide 24 - Open question

ἀλλὰ καὶ δεδεμένῳ μετ᾽ αὐτῆς.

Slide 25 - Open question

οὐκοῦν καὶ δεδέσθαι ἂν ὑπέμεινας ἐπὶ τούτῳ;

Slide 26 - Open question

σὺ δ᾽ οὐκ ἄν, ὦ Ἄπολλον;

Slide 27 - Open question

ἰδὲ μόνον ἐπελθών·

Slide 28 - Open question

ἐπαινέσομαι γάρ σε, ἢν μὴ τὰ ὅμοια καὶ αὐτὸς εὔξῃ ἰδών.

Slide 29 - Open question


Slide 30 - Open question


Slide 31 - Open question


Slide 32 - Open question


Slide 33 - Open question


Slide 34 - Open question


Slide 35 - Open question

A Werkwoord 1
  • r. 4 κατείληπται
  • r. 12 ἐγεγένηντο
  • r. 22 νενευκότες
  • r. 22 ξυνδεδεμένοι
  • r. 29 δεδεμένῳ
  • r. 31 δεδέσθαι

Slide 36 - Slide

A Werkwoord 2-3c
  • 2: 3 ev praes. act.
  • 3 c: ptc. aor. act. nom. ev mnl.

Slide 37 - Slide

A Werkwoord 3d
  • 1 zij sturen
  • 2 hij begrijpt, hij begreep 
  • 3 jullie sturen/stuurden 
  • 4 sturen 
  • 5 gaan

Slide 38 - Slide

A Werkwoord 3d
  • 6 ik begreep (aor.) 1
  • 7 zij sturen (opt. aor.)
  • 8 begrijp (aor.) 
  • 9 hij stuurt (coni. aor.) 
  • 10 zij stuurden (aor.)

Slide 39 - Slide

A Werkwoord 3d
  • 11 jij snelt (coni. aor. med.)
  • 12 wij waren
  • 13 hij begreep
  • 14 wij snelden (aor.)
  • 15 ik ben (opt. praes.)

Slide 40 - Slide

Oefening 1
  • 1 εἷναι is inf. aor., de andere vormen zijn inf. praes.
  • 2 οἶδε is 3 ev perf. (met praes. betekenis), de ander vormen zijn aor.
  • 3 ἵασι is 3 mv, de andere vormen zijn 3 ev
  • 4 ἵω is coni. praes., de andere vormen zijn coni. aor.

Slide 41 - Slide

Oefening 2
  • Een leeuw kwam (ptc. aor.) eens een haas tegen die lag te slapen en zou hem opeten;
  • maar ondertussen zag (ptc. aor.) hij een hert voorbijgaan 
  • en hij liet (ptc. aor.) de haas gaan en achtervolgde dat (hert).
  • En hij (de haas) stond op (ptc. aor.) en vluchtte.

Slide 42 - Slide

Oefening 2
  • En de leeuw achtervolgde (ptc. aor.) lange tijd het hert, en toen hij het niet kon grijpen ging hij terug naar de haas. 
  • En toen hij hem ontsnapt vond, zei hij: 
  • ‘Ik heb rechtvaardige dingen ondergaan (ik heb terecht geleden), 
  • omdat ik de buit die ik in handen had, liet gaan (ptc. aor.) 
  • ende voorkeur gaf aan een grotere hoop.’

Slide 43 - Slide

Oefening 2
  • Zo laten sommige van de mensen 
  • wanneer ze geen genoegen nemen met bescheiden winst(mv) 
  • ongemerkt ook wat ze in handen hebben schieten/gaan.

Slide 44 - Slide

Aan het werk.
  • Maak oefening 3. 

Slide 45 - Slide

Oefening 3
  • Een Kymaiër verkocht honing. 
  • En toen er iemand gekomen was en geproefd had 
  • en gezegd had dat hij erg goed was, zei hij: 
  • ‘Als er immers niet een muis in gevallen was, zou ik hem niet verkopen.’

Slide 46 - Slide

Oefening 3
  • Een geleerde/student zag (ptc. aor.) in een droom dat hij in een spijker getrapt had
  • en omdat hij meende dat hij pijn had, verbond hij z’n voet. 
  • En toen een ander de reden had vernomen, zei hij: 
  • ‘Waarom ga je dan ook zonder schoenen slapen?’

Slide 47 - Slide

Oefening 3
  • Een Kymaiër in Alexandrië heeft na het overlijden van zijn vader/toen zijn vader overleden was het lichaam aan de mensen die lijken balsemen gegeven. 
  • En na een tijd probeerde hij het terug te krijgen.

Slide 48 - Slide

Oefening 3
  • Maar toen hij (één van de lijkbalsemers) ook andere lijken had 
  • en hij hem vroeg, welk teken de kist van z’n vader had, antwoordde hij: 
  • ‘Hij hoestte.’

Slide 49 - Slide

B Naamwoord
  • H

Slide 50 - Slide

Oefeningen 1

Slide 51 - Slide

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 52 - Slide

  • Succes in de toetsweek!

Fijne vakantie!

Slide 53 - Slide